-
Een aanval uit het noorden!De Wachttoren (studie-uitgave) 2020 | april
-
-
Jehovah zegt: ‘Ik zal mijn geest uitstorten op alle soorten mensen, en jullie zonen en dochters zullen profeteren (...). Zelfs op mijn slaven en slavinnen zal ik in die dagen mijn geest uitstorten’ (Joël 2:28, 29). Die uitstorting van Gods geest vond niet plaats meteen nadat de Israëlieten vanuit Babylon in hun land waren teruggekomen. Dat gebeurde eeuwen later, met Pinksteren in het jaar 33. Hoe weten we dat?
15. Wat veranderde Petrus in Handelingen 2:16, 17 aan de woorden van Joël 2:28, en wat kun je daaruit opmaken?
15 Onder inspiratie paste Petrus Joël 2:28, 29 toe op een bijzondere gebeurtenis op die pinksterdag. Het was rond negen uur in de ochtend. God stortte zijn heilige geest uit op mensen die daardoor ‘over de grote daden van God’ gingen praten (Hand. 2:11). Toen Petrus Joëls profetie citeerde, gebruikte hij onder inspiratie iets andere bewoordingen. Wat veranderde hij? (Lees Handelingen 2:16, 17.) Hij begon het citaat niet met ‘daarna’ maar met ‘in de laatste dagen’ — in deze context de laatste dagen van het Joodse tijdperk. Dan zou Gods geest worden uitgestort ‘op alle soorten mensen’. Daaruit kun je opmaken dat er heel wat tijd voorbij zou gaan voordat Joëls profetie in vervulling ging.
16. Welk effect heeft Gods geest gehad op de prediking in de eerste eeuw en in deze tijd?
16 Nadat God in de eerste eeuw zijn geest had uitgestort, begon de prediking zich steeds verder uit te breiden. Toen Paulus rond het jaar 61 zijn brief aan de Kolossenzen schreef, kon hij zeggen dat het goede nieuws ‘in de hele schepping onder de hemel’ was gepredikt (Kol. 1:23). Met ‘de hele schepping’ bedoelde Paulus de wereld zoals die toen bekend was. Dankzij Jehovah’s machtige heilige geest is de prediking in deze tijd nog veel verder uitgebreid: ‘tot de uiteinden van de aarde’ (Hand. 13:47; zie het kader ‘Ik zal mijn geest uitstorten’).
-