-
Bijbelboek nummer 37 — Haggaï„De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
-
-
Hij sterkt hen met de belofte dat hij alle natiën zal schudden en hun begeerlijke dingen zal doen binnenkomen, en dat hij zijn huis met heerlijkheid zal vervullen. De heerlijkheid van dit laatste huis zal zelfs groter zijn dan die van het vroegere, en op deze plaats zal hij vrede geven.
-
-
Bijbelboek nummer 37 — Haggaï„De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
-
-
16. Welk verband bestaat er tussen de profetie van Haggaï en de Koninkrijkshoop, en tot welke dienst behoort de profetie ons in deze tijd aan te zetten?
16 Hoe staat het met de profetie dat Jehovah ’de hemel en de aarde zal schudden’? De apostel Paulus geeft met de volgende woorden de toepassing van Haggaï 2:6: „Maar nu heeft [God] de belofte gedaan en gezegd: ’Nog eenmaal wil ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel in beroering brengen.’ Welnu, de uitdrukking ’Nog eenmaal’ duidt op de verwijdering van de dingen die worden geschokt als dingen die gemaakt zijn, opdat de dingen die niet worden geschokt, blijven. Laten wij daarom, aangezien wij een koninkrijk zullen ontvangen dat niet geschokt kan worden, onverdiende goedheid blijven hebben, waardoor wij heilige dienst voor God kunnen verrichten op een hem welgevallige wijze, met godvruchtige vrees en ontzag. Want onze God is ook een verterend vuur” (Hebr. 12:26-29). Haggaï laat zien dat het schudden gebeurt om „de troon van koninkrijken ondersteboven [te] keren en de sterkte van de koninkrijken der natiën [te] verdelgen” (Hag. 2:21, 22). Bij het aanhalen van de profetie spreekt Paulus daarentegen over Gods koninkrijk, „dat niet geschokt kan worden”. Laten wij met het oog op deze Koninkrijkshoop dus ’sterk zijn en werken’ door heilige dienst voor God te verrichten. Laten wij ook in gedachte houden dat voordat Jehovah de natiën der aarde omverwerpt, er iets kostbaars wakker geschud moet worden en eruit moet komen om in leven te blijven: „’Ik wil alle natiën schudden, en de begeerlijke dingen van alle natiën moeten binnenkomen; en ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd.” — 2:4, 7.
-