-
Wat beweegt u ertoe God te dienen?De Wachttoren 1995 | 15 juni
-
-
18, 19. (a) Waarom vergeleek de meester de slaaf aan wie twee talenten waren gegeven, niet met de slaaf aan wie vijf talenten waren gegeven? (b) Wat leert de gelijkenis van de talenten ons over prijzende woorden en vergelijkingen? (c) Waarom werd de derde slaaf veroordeeld?
18 Laten wij eerst de slaven eens beschouwen die respectievelijk vijf en twee talenten hadden ontvangen. Tot elk van deze slaven zei de meester: „Wel gedaan, goede en getrouwe slaaf!” Zou hij dit tegen de slaaf met de vijf talenten hebben gezegd als die er maar twee bij had verworven? Waarschijnlijk niet! Aan de andere kant zei hij niet tegen de slaaf die twee talenten had verworven: ’Waarom heb je er geen vijf verworven? Kijk toch eens naar je medeslaaf en hoeveel die voor mij heeft verworven!’ Nee, de meedogende meester, een afbeelding van Jezus, trok geen vergelijkingen. Hij vertrouwde de talenten toe aan „een ieder naar zijn eigen bekwaamheid”, en hij verwachtte niets meer terug dan wat een ieder kon geven. Beide slaven werden gelijkelijk geprezen, want beiden hadden van ganser harte voor hun meester gewerkt. Hieruit kunnen wij allen iets leren.
-