-
Hulpacties als deel van onze bedieningGods Koninkrijk regeert!
-
-
Paulus beantwoordde die vraag in 2 Korinthiërs 9:11-15. (Lees.) In deze verzen belicht hij drie belangrijke dingen die we bereiken door deel te nemen aan „de bediening van deze openbare dienst”, dat wil zeggen noodhulp. We gaan ze een voor een bekijken.
8 Ten eerste zijn onze hulpacties tot eer van Jehovah. Merk op hoe vaak Paulus in de vijf eerder genoemde verzen de aandacht richt op Jehovah God. Hij heeft het over „een dankbetuiging aan God” en over „vele dankbetuigingen aan God” (vers 11, 12).
-
-
Hulpacties als deel van onze bedieningGods Koninkrijk regeert!
-
-
9. Welke invloed kunnen hulpacties op mensen hebben? Geef een voorbeeld.
9 Net als Paulus bezien aanbidders van Jehovah in deze tijd hulpverlening als een gelegenheid om hem heerlijkheid te brengen en zijn leer te sieren (1 Kor. 10:31; Tit. 2:10). Hulpacties hebben er zelfs vaak toe bijgedragen dat mensen hun negatieve gedachten over Jehovah en zijn Getuigen bijstellen. Een voorbeeld: In een gebied dat door een orkaan getroffen was, woonde een vrouw die een bordje op haar deur had met „Jehovah’s Getuigen niet aanbellen”. Op een dag zag ze dat hulpverleners een beschadigd huis aan de overkant begonnen te herstellen. Dagenlang observeerde ze de vriendelijke werkers. Uiteindelijk ging ze naar hen toe om erachter te komen wie ze waren. Toen ze hoorde dat het Jehovah’s Getuigen waren, was ze onder de indruk en zei ze: „Ik heb me in jullie vergist.” Ze besloot het bordje weg te halen.
10, 11. (a) Welke voorbeelden laten zien dat we de tweede doelstelling van onze hulpacties bereiken? (b) Welke publicatie gebruiken hulpverleners? (Zie het kader „Een extra instrument voor hulpverleners”.)
10 Ten tweede kunnen we met hulpacties „overvloedig in de noden (...) voorzien” van geloofsgenoten (2 Kor. 9:12a). We willen graag in de onmiddellijke behoeften van onze broeders en zusters voorzien en hun lijden verlichten. Waarom? Omdat de leden van de christelijke gemeente „één lichaam” zijn, en „wanneer één lid lijdt, lijden alle andere leden mee” (1 Kor. 12:20, 26). Veel Getuigen worden er door broederlijke liefde en medeleven toe bewogen om direct alles te laten vallen, hun spullen in te pakken en naar een rampgebied te reizen om geloofsgenoten te helpen (Jak. 2:15, 16). Toen bijvoorbeeld Japan in 2011 getroffen werd door een tsunami, stuurde het bijkantoor van de VS een brief naar de regionale bouwcomités met de vraag of „enkele bekwame broeders” beschikbaar zouden zijn om in Japan Koninkrijkszalen te herbouwen. De reactie? Binnen een paar weken hadden bijna zeshonderd vrijwilligers hun hulp aangeboden; ze waren zelfs bereid om op eigen kosten naar Japan te vliegen! „De reactie is overweldigend geweest”, zei het bijkantoor van de VS. Toen een broeder in Japan een hulpverlener uit het buitenland vroeg waarom hij was komen helpen, zei hij: „Onze broeders en zusters in Japan zijn een deel van ’ons lichaam’. We voelen hun pijn en verdriet.” Bewogen door zelfopofferende liefde hebben hulpverleners soms zelfs hun leven gewaagd om geloofsgenoten te helpen (1 Joh. 3:16).c
11 Ook niet-Getuigen hebben waardering voor onze hulpacties. Zo zei een krant na een ramp in de staat Arkansas (VS) in 2013 over de snelle reactie van de Getuigen: „Vrijwilligers van Jehovah’s Getuigen hebben met hun organisatiestructuur rampenbestrijding tot een kunst verheven.” We voorzien inderdaad, zoals Paulus zei, „overvloedig in de noden” van onze broeders en zusters.
12-14. (a) Waarom is de derde doelstelling van onze hulpverlening zo belangrijk? (b) Welke uitspraken laten zien dat het belangrijk is je geestelijke routine weer op te pakken?
12 Ten derde helpen we de slachtoffers om hun geestelijke routine weer op te pakken. Waarom is dat belangrijk? Paulus zegt dat degenen die noodhulp krijgen, bewogen zullen worden tot „vele dankbetuigingen aan God” (2 Kor. 9:12b). En wat is nu een betere manier om te laten zien dat je Jehovah dankbaar bent dan zo snel mogelijk je geestelijke routine weer op te pakken? (Fil. 1:10) De Wachttoren zei in 1946: „Paulus keurde de inzameling der bijdragen (...) goed (...) omdat het andere behoeftige Christelijke broeders en zusters hielp bij het verkrijgen van stoffelijke ondersteuning, waardoor zij in staat waren gemakkelijker en met meer kracht aan het getuigeniswerk van Jehova deel te nemen.” Wij hebben hetzelfde doel. Als onze broeders en zusters weer gaan prediken, vertroosten ze niet alleen hun buren maar ook zichzelf. (Lees 2 Korinthiërs 1:3, 4.)
13 Hier volgen enkele opmerkingen van slachtoffers die noodhulp kregen en gesterkt werden door weer in de velddienst te gaan. „Het was een zegen voor ons gezin om in de velddienst te gaan”, zei een broeder. „We konden onze eigen zorgen even vergeten toen we anderen probeerden te troosten.” Een zuster zei: „Door me op geestelijke zaken te richten, dacht ik minder aan de ravage om me heen. Het gaf me een gevoel van veiligheid.” Een andere zuster merkte op: „Terwijl we veel dingen niet in de hand hadden, was de dienst iets waar we ons als gezin op konden richten. Met anderen praten over onze hoop op de nieuwe wereld versterkte ons vertrouwen dat alle dingen nieuw gemaakt zullen worden.”
14 Ook vergaderingsbezoek is een geestelijke activiteit die slachtoffers van een ramp zo snel mogelijk weer moeten oppakken. Neem bijvoorbeeld Kiyoko, een zuster van achter in de vijftig. Ze was door een tsunami alles kwijtgeraakt behalve de kleren die ze aanhad en wist niet hoe het verder moest. Toen zei een ouderling tegen haar dat de vergadering gewoon door zou gaan, maar dan in zijn auto. Kiyoko zegt: „Ik zat samen met de ouderling, zijn vrouw en een andere zuster in de auto. De vergadering was eenvoudig, maar als door een wonder vergat ik de tsunami gewoon even. Ik voelde innerlijke rust. Die vergadering liet me de kracht zien van christelijke omgang.” Een andere zuster zei over de vergaderingen die ze na een ramp had bijgewoond: „Ze waren een reddingslijn voor me” (Rom. 1:11, 12; 12:12).
-