-
Een grote schare die heilige dienst verrichtDe Wachttoren 1995 | 1 februari
-
-
Een grote schare die heilige dienst verricht
„Zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel.” — OPENBARING 7:15.
1. Welke mijlpaal op het gebied van geestelijk inzicht werd in 1935 bereikt?
OP 31 mei 1935 heerste er grote vreugde onder de afgevaardigden op een in Washington D.C. (VS) gehouden congres van Jehovah’s Getuigen. Daar werd voor het eerst de grote schare uit Openbaring 7:9 in harmonie met de rest van de bijbel en in overeenstemming met gebeurtenissen die zich reeds begonnen te ontvouwen, duidelijk geïdentificeerd.
2. Waaruit bleek dat een toenemend aantal had beseft dat God hen niet tot hemels leven had geroepen?
2 Ongeveer zes weken voordien hadden tijdens de viering van het Avondmaal des Heren in gemeenten van Jehovah’s Getuigen 10.681 van degenen die aanwezig waren (ongeveer 1 op de 6 personen) geen gebruik gemaakt van de symbolen, het brood en de wijn, en 3688 van hen waren actieve verkondigers van Gods koninkrijk. Waarom hadden zij niet van de symbolen gebruikt? Omdat zij op grond van wat zij uit de bijbel hadden geleerd, beseften dat God hen niet tot hemels leven had geroepen maar dat zij op een andere manier in Jehovah’s liefdevolle voorzieningen konden delen. Wat gebeurde er dus op dat congres toen de spreker vroeg: „Zouden allen die de hoop hebben eeuwig op aarde te leven, willen opstaan?” Duizenden stonden op, waarna er onder de toehoorders een langdurig gejuich opging.
3. Waarom gaf het identificeren van de grote schare een nieuwe impuls aan de velddienst, en hoe dachten de Getuigen hierover?
3 Wat de afgevaardigden op dat congres leerden, gaf een nieuwe impuls aan hun bediening. Zij gingen inzien dat nu, vóór het einde van het oude samenstel, niet slechts aan enkele duizenden maar aan een grote schare mensen de gelegenheid zou worden gegeven profijt te trekken van Jehovah’s regeling voor levensbehoud, met het vooruitzicht eeuwig leven op een paradijsaarde te ontvangen. Wat een hartverwarmende boodschap werd daar gepresenteerd aan degenen die de waarheid liefhadden! Jehovah’s Getuigen beseften dat er een groot werk gedaan moest worden — een vreugdevol werk. Jaren later zei John Booth, die een lid van het Besturende Lichaam werd, terugdenkend aan die gebeurtenis: „Die vergadering gaf ons veel om verheugd over te zijn.”
4. (a) Tot in welke mate is de grote schare sinds 1935 werkelijk bijeengebracht? (b) In welk opzicht geven de leden van de grote schare er blijk van dat zij een levend geloof hebben?
4 In de daaropvolgende jaren was er een enorme toename in het aantal getuigen van Jehovah. In weerwil van de vaak gewelddadige vervolging die tijdens de Tweede Wereldoorlog over hen kwam, was hun aantal binnen een decennium bijna verdrievoudigd. En de 56.153 verkondigers die in 1935 aan de openbare prediking hadden deelgenomen, waren tegen 1994 toegenomen tot ruim 4.900.000 Koninkrijksverkondigers in meer dan 230 landen. De grote meerderheid van hen ziet er met vurige verwachting naar uit tot degenen te behoren die door Jehovah met leven in volmaaktheid op een paradijsaarde begunstigd zullen worden. Vergeleken met de kleine kudde zijn zij werkelijk tot een grote schare uitgegroeid. Zij zijn geen mensen die zeggen dat zij geloof hebben zonder dit te tonen (Jakobus 1:22; 2:14-17). Zij allen delen het goede nieuws over Gods koninkrijk met anderen. Behoort u tot die gelukkige menigte? Een actieve Getuige zijn is een belangrijk identificerend kenmerk, maar er is meer bij betrokken.
’Voor de troon staan’
5. Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat de grote schare ’voor de troon staat’?
5 In het visioen dat de apostel Johannes ontving, zag hij hen „voor de troon en voor het Lam” staan (Openbaring 7:9). Dat zij, zoals in deze context beschreven wordt, voor de troon van God staan, duidt erop dat zij Jehovah’s soevereiniteit volledig erkennen. Dit houdt veel in. Bijvoorbeeld: (1) Zij erkennen dat Jehovah het recht heeft om voor zijn dienstknechten te beslissen wat goed en wat kwaad is (Genesis 2:16, 17; Jesaja 5:20, 21). (2) Zij luisteren naar Jehovah wanneer hij door middel van zijn Woord tot hen spreekt (Deuteronomium 6:1-3; 2 Petrus 1:19-21). (3) Zij beseffen hoe belangrijk het is zich te onderwerpen aan degenen aan wie Jehovah opzicht heeft toevertrouwd (1 Korinthiërs 11:3; Efeziërs 5:22, 23; 6:1-3; Hebreeën 13:17). (4) Hoewel zij onvolmaakt zijn, streven zij er ernstig naar gunstig te reageren op theocratische leiding, niet met tegenzin, maar bereidwillig, vanuit het hart (Spreuken 3:1; Jakobus 3:17, 18). Zij bevinden zich voor de troon om heilige dienst te verrichten voor Jehovah, die zij diep respecteren en innig liefhebben. In het geval van deze grote schare duidt het feit dat zij voor de troon ’staan’ erop dat zij de goedkeuring bezitten van Degene die op de troon zit. (Vergelijk Openbaring 6:16, 17.) Op basis waarvan worden zij goedgekeurd?
’In lange witte gewaden gehuld’
6. (a) Wat betekent het dat de grote schare „in lange witte gewaden [gehuld]” is? (b) Hoe verwerft de grote schare een rechtvaardige positie voor het aangezicht van Jehovah? (c) Tot in welke mate beïnvloedt geloof in Christus’ vergoten bloed het leven van de leden van de grote schare?
6 In de door de apostel Johannes gegeven beschrijving van wat hij zag, zegt hij dat de leden van deze grote schare „in lange witte gewaden [gehuld]” zijn. Deze lange witte gewaden symboliseren hun reine, rechtvaardige positie voor het aangezicht van Jehovah. Hoe hebben zij zo’n positie verworven? Wij hebben reeds opgemerkt dat zij in het visioen van Johannes „voor het Lam” stonden. Zij erkennen Jezus Christus als „het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt” (Johannes 1:29). Johannes hoorde een van de oudere personen die zich in het visioen bij Gods troon bevonden, uitleggen: „Zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij voor de troon van God” (Openbaring 7:14, 15). Figuurlijk gesproken hebben zij hun klederen gewassen door geloof te oefenen in het verlossende bloed van Christus. Zij zijn het niet alleen verstandelijk eens met de bijbelse leer over het loskoopoffer. De waardering die zij ervoor hebben, is van invloed op de persoon die zij innerlijk zijn; bijgevolg oefenen zij „met het hart” geloof (Romeinen 10:9, 10). Dit heeft een verstrekkende uitwerking op wat zij met hun leven doen. In geloof dragen zij zich op basis van Christus’ offer aan Jehovah op, symboliseren die opdracht door de onderdompeling in water en leven werkelijk in overeenstemming met hun opdracht, en aldus komen zij in een goedgekeurde verhouding met God. Wat een voortreffelijk voorrecht — een voorrecht dat zorgvuldig behoed moet worden! — 2 Korinthiërs 5:14, 15.
7, 8. Hoe heeft Jehovah’s organisatie de grote schare geholpen hun klederen onbezoedeld te houden?
7 Met liefdevolle bezorgdheid voor het blijvende welzijn van elk lid van de grote schare heeft Jehovah’s organisatie herhaaldelijk de aandacht gevestigd op houdingen en gedragingen waardoor de klederen die iemand als een christen identificeren, ongeacht het uiterlijk vertoon, bevlekt of bezoedeld zouden kunnen worden, zodat men niet echt meer aan de profetische beschrijving in Openbaring 7:9, 10 zou beantwoorden (1 Petrus 1:15, 16). Ter bekrachtiging van wat voordien was gepubliceerd, toonde The Watchtower in 1941, en daarna, herhaaldelijk aan dat het hoogst ongepast zou zijn tot anderen te prediken en zich vervolgens, wanneer er niet aan de prediking werd deelgenomen, schuldig te maken aan gedrag als hoererij of overspel (1 Thessalonicenzen 4:3; Hebreeën 13:4). In 1947 werd beklemtoond dat Jehovah’s maatstaven voor het christelijke huwelijk in alle landen gelden; degenen die polygamie bleven beoefenen, ook al zou dit in overeenstemming zijn met het plaatselijke gebruik, konden geen getuigen van Jehovah zijn. — Mattheüs 19:4-6; Titus 1:5, 6.
8 In 1973 werd Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld duidelijk gemaakt dat zij allen zich volledig moesten onthouden van onmiskenbaar bezoedelende praktijken, zoals tabaksmisbruik, ongeacht waar zij zich zouden bevinden — niet alleen in de Koninkrijkszaal of in de velddienst maar ook op het wereldse werk of op de een of andere eenzame plek waar niemand hen ziet (2 Korinthiërs 7:1). In 1987 ontvingen christelijke jongeren op districtscongressen van Jehovah’s Getuigen de krachtige raad dat zij, om een reine positie voor het aangezicht van God te kunnen behouden, ervoor moeten oppassen een dubbel leven te leiden (Psalm 26:1, 4). Telkens weer heeft De Wachttoren gewaarschuwd voor verscheidene aspecten van de geest van de wereld, omdat „de vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit bezien rein en onbesmet is”, ook inhoudt dat men zich ’onbevlekt van de wereld bewaart’. — Jakobus 1:27.
9. Wie zullen na de grote verdrukking werkelijk als goedgekeurde personen voor Gods troon staan?
9 Alleen degenen wier geloof hen ertoe beweegt zo te leven dat zij geestelijk en moreel rein blijven, zullen na de komende grote verdrukking nog steeds als goedgekeurde dienstknechten van God ’voor de troon van God staan’. Dit zijn mensen die er niet alleen een begin mee maken een christelijke levenswijze te volgen maar er ook loyaal in volharden. — Efeziërs 4:24.
„Palmtakken in hun handen”
10. Waarop duiden de door Johannes waargenomen palmtakken die de grote schare in de handen houdt?
10 Een van de door de apostel Johannes waargenomen opmerkelijke kenmerken van de grote schare is dat zij „palmtakken in hun handen” hadden. Wat heeft dat te betekenen? Ongetwijfeld herinnerden deze palmtakken Johannes aan het joodse Loofhuttenfeest, het vreugdevolste feest op de Hebreeuwse kalender, dat na de zomeroogst werd gevierd. Zoals gestipuleerd in de Wet, werden er palmbladeren samen met de takken van andere bomen gebruikt om hutten te maken waarin zij gedurende het feest konden wonen (Leviticus 23:39, 40; Nehemia 8:14-18). Ook zwaaiden de aanbidders in de tempel tijdens het zingen van het hallel (Psalm 113–118) met palmtakken. Ongetwijfeld herinnerde het zwaaien met palmtakken door de grote schare, Johannes ook aan de gelegenheid dat Jezus Jeruzalem binnenreed terwijl een menigte aanbidders vreugdevol met palmtakken zwaaide en riep: „Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam, ja, de koning van Israël!” (Johannes 12:12, 13) Door het zwaaien met palmtakken wordt dus te kennen gegeven dat de grote schare Jehovah’s koninkrijk en zijn gezalfde Koning vreugdevol begroet.
11. Waarom putten dienstknechten van God werkelijk vreugde uit het dienen van Jehovah?
11 Zo’n geest van vreugde wordt ook nu door de grote schare aan de dag gelegd terwijl zij Jehovah dienen. Dit betekent niet dat zij geen moeilijkheden verduren of geen verdriet of pijn lijden. Maar de voldoening die voortspruit uit het dienen en behagen van Jehovah, helpt deze dingen te compenseren. Zo vertelde een zendelinge die samen met haar man 45 jaar in Guatemala heeft gediend, over de primitieve omstandigheden waardoor zij werden omringd en het harde werk en de gevaarlijke reizen die een deel van hun leven vormden terwijl zij hun best deden om de Indiaanse dorpen met de Koninkrijksboodschap te bereiken. Zij besloot met de opmerking: „Het was de beste tijd van ons leven en wij waren toen uitermate gelukkig.” Hoewel zij de gevolgen van een gevorderde leeftijd en ziekte ondervond, stond in haar dagboek als een van de laatste dingen die zij had opgetekend: „Het was een goed en lonend leven.” Over de hele aarde denken Jehovah’s Getuigen precies zo over hun bediening.
-
-
Een grote schare die heilige dienst verrichtDe Wachttoren 1995 | 1 februari
-
-
’Uit alle natiën, stammen, volken en talen’
16. Hoe blijkt de grote schare inderdaad „uit alle natiën” te komen?
16 De leden van de grote schare komen uit alle natiën. God is niet partijdig, en de door bemiddeling van Jezus Christus getroffen voorziening van het loskoopoffer is toereikend voor hen allen. Toen de grote schare in 1935 voor het eerst aan de hand van de Schrift werd geïdentificeerd, waren Jehovah’s Getuigen actief in 115 landen. In het begin van de jaren negentig had het zoeken naar met schapen te vergelijken mensen zich tot meer dan tweemaal zoveel landen uitgebreid. — Markus 13:10.
17. Wat wordt er gedaan om mensen uit alle ’stammen, volken en talen’ te helpen deel te gaan uitmaken van de grote schare?
17 In het opsporen van toekomstige leden van de grote schare hebben Jehovah’s Getuigen niet alleen aandacht geschonken aan nationale groepen, maar ook aan de stammen en volken en taalgroepen binnen die natiën. Om deze mensen te bereiken, publiceren de Getuigen bijbelse lectuur in meer dan 300 talen. Dit betekent dat er teams van bekwame vertalers opgeleid en in stand gehouden moeten worden, dat er in computerapparatuur voorzien moet worden die al deze talen kan verwerken en dat er ook gedrukt moet worden. Alleen al in de afgelopen vijf jaar zijn er 36 talen, die door zo’n 98.000.000 mensen gesproken worden, aan de lijst toegevoegd. Bovendien trachten de Getuigen een persoonlijk bezoek bij deze mensen te brengen om hen te helpen Gods Woord te begrijpen. — Mattheüs 28:19, 20.
-