-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1959 | 1 december
-
-
● In Genesis 3:1 wordt in de Statenvertaling en andere vertalingen gezegd dat de slang „listiger” was dan al het gedierte des velds. Waarom wordt er in de New World Translation gezegd dat de slang „de omzichtigste” bleek te zijn? — S.R., V.S.
De New World Translation is zowel in overeenstemming met de feiten als met Jezus’ verklaring in Mattheüs 10:16 (LV) waarin hij zijn discipelen de raad geeft niet alleen argeloos als duiven maar ook zo omzichtig als slangen te zijn. Het Griekse woord dat Jezus gebruikte, was phrónimos. Het te Zürich in Zwitserland in het Duits uitgegeven boek, getiteld „Kleine Lichter”, van de hand van Ludwig Koehler, de Hebreeuwse lexicograaf, heeft op de bladzijden 78 en 79 onder het onderschrift „Omzichtige slangen” het volgende te zeggen:
„Aan welk eigenaardige kenmerk van slangen denkt Jezus? Wat is het karakteristieke van slangen? Alle slangen worden door omzichtigheid gekenmerkt. Iedereen die een slang ziet, kan dit zelf opmerken en elke beschrijving over slangen bevestigt dit. Zodra een slang bemerkt dat er een mens nadert, glijdt ze weg. De slang is omzichtig. In het Grieks kan dit zeer goed door het woord ’phronimos’ worden uitgedrukt, want door zijn omzichtigheid en waakzaamheid laat de slang merken dat ze haar phrenes bezit en gebruikt. Aldus begrijpt iemand ook Jezus’ raadgeving. De discipelen moesten als schapen temidden van wolven werken. Bovendien gebruikten zij de ongekunsteldheid van duiven, maar eveneens de omzichtigheid en waakzaamheid van slangen.”
De beschrijving van de slang in Genesis 3:1 moet in overeenstemming met Jezus’ raad aan zijn discipelen worden weergegeven. De mede-auteur van de Lexicon over de boeken van het Oude Testament in het Hebreeuws, dr. Koehler, dient stellig te weten waarover hij spreekt. De New World Bible Translation geeft in overeenstemming met zijn raadgevingen de betreffende woorden in Genesis 3:1 met „omzichtigste” weer om aldus met Jezus in te stemmen.
In Genesis 3:1 verwees de bijbel niet naar Satan de Duivel, die inderdaad listig en sluw is, maar naar de letterlijke slang op de grond, welk schepsel door de onzichtbare Satan de Duivel alleen maar als een middel werd gebruikt om Eva te misleiden. De schuwheid en omzichtigheid van de slang brachten Eva ertoe te geloven dat het dier wel zo voorzichtig zou zijn geen fout te begaan of zich moeilijkheden op de hals te halen. Toen de slang derhalve zei dat de verboden vrucht goed was om te eten en dat er geen straf aan verbonden was, dacht Eva dat zij het dier zeer goed kon geloven. Zijn voorzichtigheid, omzichtigheid en schuwheid droegen ertoe bij een bepaalde indruk op Eva te maken en haar te laten denken dat de Slang de waarheid sprak.
Toen de Here Jezus Christus zijn discipelen instrueerde bij het ten uitvoer brengen van hun christelijke bediening op de juiste wijze tact aan de dag te leggen, verwees hij naar de omzichtigheid van de slang die deze eigenschap reeds vanaf het moment dat ze werd geschapen en ook in de hof van Eden bezat. Hij gaf hun niet de raad om evenals Satan de Duivel op listige wijze te handelen door hun paden, bedoelingen en handelwijze te verbergen en aldus een onschuldig slachtoffer onherstelbare verwondingen toe te brengen. Pas toen de slang, doordat Gods tegenstander van dit schuwe, omzichtige dier gebruik had gemaakt om de mensheid te gronde te richten en haar tegen ’s mensen Schepper, Jehovah God, ongehoorzaam en zondig te doen zijn, door God werd vervloekt, werd ze een symbool van Satan de Duivel.
● Waarom wordt er in de voetnoot op 1 Johannes 5:7 in de Emphatic Diaglott-bijbel gezegd dat de woorden „Want drie zijn er die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord, en de heilige Geest, en deze drie zijn één” in geen enkel Grieks manuscript dat eerder dan de vijfde eeuw werd geschreven, voorkomen terwijl er bewijzen zijn dat deze woorden in geen enkel Grieks manuscript van vóór de vijftiende eeuw zijn te vinden? — J.L., Schotland.
In de voetnoot op 1 Johannes 5:7 in de Emphatic Diaglott werd een fout gemaakt toen deze woorden uit de vertaling van Newcome (1808) werden geciteerd; in die voetnoot lezen wij: „Deze tekst betreffende de hemelse getuigen komt in geen enkel Grieks manuscript voor dat eerder dan de vijftiende eeuw werd geschreven. . . . Door Vigilius Tapsensis, een Latijnse schrijver met een slechte reputatie, werd hij tegen het einde van de vijfde eeuw voor het eerst aangehaald, en hij wordt van deze vervalsing verdacht.”
● Is het juist dat een broeder een begrafenisdienst leidt van iemand die nooit met Jehovah’s getuigen verbonden is geweest en die zelfmoord heeft gepleegd? — K.L., V.S.
Dit alles hangt van het geweten van de broeder in de waarheid af aan wie wordt gevraagd de begrafenisdienst te leiden. Indien zijn geweten zich omdat het een zelfmoord betreft, verzet, dient hij dit geen geweld aan te doen door de plechtigheid te leiden. Indien een andere bekwame broeder dit volgens zijn geweten wel kan verantwoorden, is er geen bezwaar tegen dat hij de dienst verricht. Hoewel hij de zelfmoordenaar niet als het ware naar de hemel kan prediken of zelfs maar de schriftuurlijke belofte op hem van toepassing kan brengen dat hij de gelegenheid zal krijgen om in de nieuwe wereld te leven, en hoewel hij de zelfmoord niet kan vergoelijken, beseft hij dat de begrafenisdienst een prachtige gelegenheid verschaft om een getuigenis te geven van Gods koninkrijk en de zegeningen die het de mensheid zal brengen, de opstanding der doden inbegrepen.
-