-
Graduatie van Gileads 38ste klasDe Wachttoren 1964 | 1 maart
-
-
In de belangrijkste lezing van de graduatie besprak de president van het Genootschap, N. H. Knorr, de noodzaak om aandacht te schenken aan de dingen die wij hebben gehoord. Uitgaande van Hebreeën 1:1, 2 en 2:1-4 (NW) legde hij grote nadruk op het feit dat God door bemiddeling van zijn Zoon tot ons spreekt. Daarom „is het noodzakelijk dat wij meer dan gewone aandacht schenken aan de dingen die wij gehoord hebben”. Hij zette uiteen hoe God zijn Zoon steunde toen deze op aarde was, zodat de Zoon wonderen en genezingen tot stand kon brengen en zelfs mensen uit de doden kon opwekken. Ook heden ten dage spreekt God door bemiddeling van zijn Zoon tot ons, om ons te vertellen wat wij moeten doen. Vandaar dat Knorr de graduerende studenten de raad gaf niet te denken dat er ogenblikken zijn waarop zij niet onder de autoriteit van Gods Zoon staan. Houdt in gedachten, zo beklemtoonde hij, dat hetgeen Jezus deed, werkelijkheid was; het waren geen fabeltjes of sprookjes. Daarom dienen wij acht te slaan op hetgeen Christus ons heeft geboden te doen en niet te doen. Wij moeten naar de Zoon luisteren; hoe zullen wij anders ontkomen, indien wij de redding waarover Gods eigen Zoon heeft gesproken, negeren? Daar God altijd achter elke verklaring van zijn Zoon stond, kunnen wij er zeker van zijn dat wij niet moeten denken aan een bestraffing te kunnen ontkomen indien wij iets doen wat ons verboden is. Als wij echter aandacht schenken aan de Zoon en doen wat hij gebiedt, zullen wij Gods zegen ontvangen.
President Knorr overhandigde vervolgens iedere student zijn toewijzing. Zij waren uit zesenvijftig verschillende landen naar de school gekomen, en ontvingen nu toewijzingen, velen van hen als bijkantoordienaar, voor zevenenzestig landen. Om 10 minuten over half 6 was er een pauze voor een heerlijk afscheidsdiner. Om 5 minuten voor half 8 werd het programma hervat met een gecomprimeerde studie van de les in De Wachttoren, waarbij veertig studenten commentaar gaven op de vragen. Toen werkten ongeveer veertig andere studenten mee aan een vrolijk programma van ervaringen en sketches, waarbij bijvoorbeeld werd geïllustreerd hoe het Koninkrijkswerk in Afrika en India ten uitvoer wordt gebracht. Het eind van het bezielende graduatieprogramma kwam om 5 minuten over 11, toen de president van het Genootschap, nadat er een lied was gezongen, het gebed uitsprak.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1965 | 1 februari
-
-
Vragen van lezers
● Volgens Deuteronomium 22:23-27 moest een Israëlitisch ondertrouwd meisje dat met verkrachting werd bedreigd, om hulp roepen. Wat moet een christelijke vrouw in deze tijd doen indien zij voor een overeenkomstige situatie komt te staan? Moet zij ook wanneer een aanvaller haar met een wapen dreigt, om hulp roepen? — M. U., Verenigde Staten.
Volgens Gods wet rustte op een Israëlitisch meisje de plicht om hulp te roepen: „Wanneer een man een meisje, dat nog maagd is en dat met iemand ondertrouwd is, in de stad ontmoet en gemeenschap met haar heeft, dan zult gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen stenigen, zodat zij sterven: het meisje, omdat zij in de stad niet om hulp geroepen heeft, en den man, omdat hij de vrouw van zijn naaste onteerd heeft.” Indien het meisje echter in het veld was aangevallen en zij om hulp had geroepen om aan haar aanvaller te ontkomen, mocht zij niet gestenigd worden, daar zij was overweldigd en er niemand was om haar te hulp te komen. — Deut. 22:23-27.
Stel nu echter dat de man een wapen had en dreigde het meisje te doden als zij weigerde gemeenschap met hem te hebben. In deze schriftplaatsen wordt het argument niet verzwakt of de situatie niet veranderd doordat er een omstandigheid wordt genoemd waarin het juist zou zijn dat zij niet om hulp riep. Er staat duidelijk dat zij om hulp moest roepen en dus, ongeacht de omstandigheden, de aanval moest afweren. Indien zij werd overweldigd en misschien bewusteloos werd geslagen en verkracht werd voordat er hulp kwam in antwoord op haar kreten, zou zij niet schuldig bevonden kunnen worden. De strekking van de schriftplaatsen is blijkbaar, dat het hulpgeroep van het meisje, waardoor immers de aandacht van de omgeving getrokken zou worden, haar aanvaller op de vlucht zou jagen en zij gered zou zijn, ook al bedreigde hij haar leven omdat zij niet stilzwijgend aan zijn wensen en hartstochtelijke verlangens voldeed.
Dergelijke schriftuurlijke precedenten zijn ook op christenen van toepassing; christenen staan namelijk onder het gebod: „Ontvliedt de hoererij” (1 Kor. 6:18, NW). Indien een christelijke vrouw dus niet om hulp roept en niet alle mogelijke moeite doet om te vluchten, zou er aangenomen kunnen worden dat zij in de schending heeft toegestemd. De christelijke vrouw die rein wenst te blijven en Gods geboden wenst te onderhouden, moet indien zij in deze tijd voor een dergelijke situatie komt te staan, moedig zijn, handelen volgens de raad die in de Schrift wordt gegeven en om hulp roepen. Deze raad is in feite voor haar eigen welzijn, want zou zij zich onderwerpen aan de hartstochtelijke verlangens van een dergelijke man, dan zou zij niet alleen toestemmen in hoererij of overspel, maar ook door schaamte worden gekweld. Zij zou niet alleen schaamte gevoelen wegens het weerzinwekkende van de ervaring, maar ook omdat zij gedwongen is geweest Gods wet te overtreden door seksuele gemeenschap te hebben met iemand anders dan een wettige huwelijkspartner. En dat niet alleen, de kans bestaat ook dat zij een ongehuwde moeder wordt of een verschrikkelijke ziekte van haar moreel ontaarde aanvaller oploopt.
Het is een feit dat een vrouw de kans loopt dat haar aanvaller zijn bedreiging waar zal maken; maar welke garantie heeft zij dat een dergelijke niets ontziende misdadiger haar niet zal doden nadat hij zijn hartstocht heeft bevredigd? Het is nog waarschijnlijker dat zo iemand, die misschien reeds door de politie wordt gezocht, haar na de verkrachting doodt, omdat zij dan meer kans heeft gehad om hem op te nemen en dus beter in staat zal zijn de autoriteiten een beschrijving van hem te geven. In een dergelijk geval zou het opvolgen van de schriftuurlijke raad om te schreeuwen, iemand heel goed het leven kunnen redden, want daardoor zou de aandacht getrokken worden en de mogelijkheid bestaat dat de aanvaller dan al dadelijk het hazepad kiest, in plaats dat hij op de gedachte komt dat hij zijn slachtoffer uit de weg moet ruimen, uit angst later geïdentificeerd te worden.
-