-
Rechtvaardig verklaard als vriend van GodDe Wachttoren 1985 | 1 december
-
-
6, 7. (a) In welke mate werden sommige mensen vóór Christus’ offerandelijke dood rechtvaardig verklaard? (b) Wat zijn enkele voorbeelden van voorchristelijke dienstknechten van Jehovah die een rechtvaardige positie bij God verkregen?
6 ’s Mensen hoop op bevrijding van zonde en dood hing af van de komst van het beloofde „zaad”, Gods eniggeboren Zoon (Johannes 3:16). Vóór Christus’ offerandelijke dood was het voor mensen onmogelijk „vrijspraak en leven” (Willibrordvertaling) te ontvangen of „rechtvaardig [te] worden verklaard ten leven” (Romeinen 5:18). Maar zelfs voordat Christus de losprijs voor ’s mensen bevrijding betaald had, stelden sommige mannen en vrouwen geloof in Gods belofte en zetten dat geloof kracht bij door werken. Om deze reden vergaf Jehovah goedgunstig hun zonde en aanvaardde hij hen als zijn dienstknechten. Liefdevol rekende hij hen als relatief onschuldig vergeleken bij de meerderheid van de van God vervreemde mensheid (Psalm 32:1, 2; Efeziërs 2:12). Hij verleende hun een positie van rechtvaardigheid door hen rechtvaardig te verklaren in de mate die op dat moment passend was.
7 Aldus werd aan Abel wegens zijn geloof „het getuigenis . . . gegeven dat hij rechtvaardig was” (Hebreeën 11:4). Noach „is een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig geloof is” (Hebreeën 11:7). Ondanks Jobs tekortkomingen werd van hem gezegd dat hij „onberispelijk en oprecht” was (Job 1:1, 22; 7:21). Pinehas legde ijver voor de zuivere aanbidding aan de dag „en het werd hem tot rechtvaardigheid gerekend” (Psalm 106:30, 31; Numeri 25:1-13). De niet-Israëlitische hoer Rachab verkreeg „door geloof” en wegens haar vriendelijke daden jegens Gods volk, een rechtvaardige positie bij God of werd rechtvaardig verklaard. — Hebreeën 11:31; Jakobus 2:25.
-
-
Rechtvaardig verklaard als vriend van GodDe Wachttoren 1985 | 1 december
-
-
Jehovah’s gedenkboek
11. Van wie staan de namen in Jehovah’s gedenkboek opgetekend, en waarom?
11 Het toerekenen van relatieve rechtvaardigheid aan getrouwe mannen en vrouwen die vóór Christus’ tijd leefden, vormde een teken van de wezenlijke of werkelijke rechtvaardigheid en volmaaktheid die verbonden zijn met het eeuwige leven dat zij in Gods nieuwe aarde kunnen verwerven. Met het oog op hun levensvooruitzichten kunnen zij worden beschouwd als personen van wie de namen in een gedenkboek opgetekend staan. (Vergelijk Maleachi 3:16; Exodus 32:32, 33.) Het bevat de namen van degenen die door Jehovah worden beschouwd als „rechtvaardigen” die hun geloof hebben getoond door rechtvaardige werken en die ervoor in aanmerking komen eeuwig leven op aarde te ontvangen. — Psalm 69:28; Habakuk 2:4.
12. Wat zullen de „rechtvaardigen” die opgewekt worden, moeten doen opdat hun namen in Jehovah’s gedenkboek blijven?
12 Die namen staan echter nog niet in Jehovah’s „boek des levens” opgetekend (Openbaring 20:15). Als zulke getrouwe mannen en vrouwen uit het verleden in ’de opstanding van de rechtvaardigen’ op aarde terugkomen, zullen zij ongetwijfeld vol geloof Jehovah’s voorziening ten leven door middel van Christus’ loskoopoffer aanvaarden (Handelingen 24:15). Aldus zullen zij deel gaan uitmaken van Jezus’ „andere schapen”, te zamen met de „grote schare” die de „grote verdrukking” zal hebben overleefd (Johannes 10:16; Openbaring 7:9, 14). Aldus zullen hun namen in Jehovah’s gedenkboek opgetekend blijven.
-