-
Houd misdadigheid buiten uw huisDe Wachttoren 1963 | 1 mei
-
-
Zeg wanneer u instructies of bevelen geeft wat u meent en meen wat u zegt. Indien u op een vitterige manier opdrachten geeft, leert u uw kind hoe hij ongehoorzaam kan zijn, want hij weet dat hij uw bevel kan negeren en dat u daarop zult reageren door het te herhalen. Hij zal echter niet dralen indien u laat zien dat u zult doen wat u zegt. Natuurlijk is het vaak verstandig een reden voor een bepaald gebod of een beperking te geven. Misschien bent u van mening dat u uw kind geen reden behoeft op te geven voor uw bevelen, maar bedenk dit eens: Wanneer uw kind begrijpt waarom iets verstandig of dwaas is, zal hij een goede reden hebben de verstandige handelwijze te kiezen wanneer u niet aanwezig bent. Let eens op hoe veelvuldig de bijbel de reden vermeldt waarom een bepaalde handelwijze goed of verkeerd is. Volg dat goede voorbeeld na. — Spr. 23:20, 21; 24:15, 16, 19, 20.
Wanneer uw kind, ondanks uw goede raad, toch de dwaze handelwijze volgt, denk dan aan Spreuken 22:15 (NW): „Dwaasheid is aan het hart van een knaap gebonden; de roede van streng onderricht zal deze ver van hem verwijderen.” Jehovah dringt er bij u op aan een jongen het strenge onderricht niet te onthouden (Spr. 23:13, 14, NW). U weet wanneer uw kind zijn boekje te buiten gaat, en hoogstwaarschijnlijk weet hij dit zelf ook. Een jonge misdadiger vertelde een journalist: „Ik heb nooit een pak slaag gehad, hoewel ik eigenlijk vaak vond dat ik het verdiende.” Irriteer uw kinderen niet door de „regels” voortdurend te veranderen of de ene dag een daad van ongehoorzaamheid te bestraffen en de volgende dag niet. Volg Jehovah na. Leef in overeenstemming met uw woorden, wees consequent en geef uit liefde streng onderricht. — Spr. 13:24; Hebr. 12:6.
In deze kritieke tijden, nu velen geen natuurlijke genegenheid koesteren, is het belangrijk dat uw kind weet dat u van hem houdt en dat hij gewenst is (2 Tim. 3:3, NW). Wanneer u redelijke beperkingen stelt ten aanzien van een goed gezelschap en de tijd waarop hij thuis moet zijn, en u streng op die bepalingen staat, toont u dat u een liefdevolle ouder bent die werkelijk iets om uw kind geeft. Het kind voelt dat u van hem houdt — hoewel hij het op het moment misschien niet erg waardeert — wanneer u erop staat dat hij altijd toestemming vraagt om ergens heen te gaan en u vertelt met wie hij meegaat. Steeds weer komt men tot de ontdekking dat wanneer kinderen op heterdaad betrapt worden, bij winkeldiefstallen bijvoorbeeld, hun ouders er geen idee van hebben waar zij zijn. Indien u werkelijk iets om uw kind geeft, zult u ervoor zorgen dat u dit weet. U zult uw kind ook leren uit de buurt te blijven van iedereen die hem, door hem uit te lachen of door dwang uit te oefenen, ertoe zou kunnen brengen tegen de wil van zijn God of zijn ouders in te gaan. Leer hem dat alleen zijn reputatie bij God werkelijk telt. Wordt uw gezin door tegenspoed getroffen, toon uw kind dan hoe hij zich om troost en leiding tot God kan wenden. Dit alles is een onderdeel van de onschatbare opvoeding van uw kind in de weg tot het eeuwige leven. — Spr. 22:6.
Indien u uw kind het Koninkrijk als zijn doel hebt gegeven, indien u hem hebt geleerd voor leiding Gods Woord op te slaan en hem erin hebt geoefend verantwoordelijkheden te dragen, dan zal hij inzien dat vandalisme, diefstal, immoraliteit en alle andere vormen van misdadigheid alle dingen zijn die hem van de weg die tot het leven leidt, kunnen afbrengen (Matth. 7:14). Houd misdadigheid buiten uw huis door uw huisgezin strikt in overeenstemming met Jehovah’s gezaghebbende raad te leiden. „Door wijsheid wordt een huis gebouwd, door verstand wordt het bevestigd.” — Spr. 24:3.
-
-
De klacht van een predikantDe Wachttoren 1962 | 1 december
-
-
De klacht van een predikant
Na laat dit voorjaar een week lang een conferentie van de Verenigde Kerk van Canada te hebben bijgewoond, schreef predikant J.A. Davidson een kolom in de Toronto Globe and Mail, waarin hij klaagde over „al die vrome resoluties”. Hij had door discussies met anglikaanse, baptistische en presbyteriaanse vrienden opgemerkt „dat op de bijeenkomsten van hun kerken de veelheid van vrome resoluties een soortgelijke geest-en-hart-verlammende uitwerking heeft”. Hij gaf als zijn mening te kennen dat „het nuttig zou zijn enkele dagen te besteden aan het mediteren over de uitspraak van bisschop S. Neill: ’Indien ik niet reeds een christen en kerkganger was, denk ik dat hetgeen mij er meer dan iets anders van zou weerhouden de verantwoordelijkheden van het kerklidmaatschap op mij te nemen, de klaarblijkelijk onverbeterlijke alledaagsheid van de kerken zou zijn.’”
-