-
Van welke God bent u een getuige?De Wachttoren 1964 | 15 mei
-
-
26 Toen Jehovah profetisch het bevel tot het bijeenroepen van deze rechtszitting in deze twintigste eeuw had uitgevaardigd, zei hij vervolgens door bemiddeling van zijn profeet Jesaja, die zevenentwintighonderd jaar geleden leefde: „Breng een volk voort dat blind is alhoewel [hun] ogen zelf bestaan, en degenen die doof zijn alhoewel zij oren hebben. Laten de natiën op één plaats bijeengebracht worden en laten nationale groepen bijeenverzameld worden. Wie is er onder hen die dit kan zeggen? Of kunnen zij ons zelfs de eerste dingen doen horen? Laten zij hun getuigen verschaffen, opdat zij rechtvaardig verklaard mogen worden, of laten zij luisteren en zeggen: ’Het is de waarheid!’” — Jes. 43:8, 9, NW.
-
-
Deel tweeDe Wachttoren 1964 | 15 mei
-
-
Deel twee
1. Tot wie zijn de uitdagende woorden van Jehovah gericht?
WIE bedoelt Jehovah wanneer hij betreffende alle natiën en nationale groepen zegt: „Wie is er onder hen die dit kan zeggen? Of kunnen zij ons zelfs de eerste dingen doen horen? Laten zij hun getuigen verschaffen, opdat zij rechtvaardig verklaard mogen worden”? Jehovah doelt met die uitdagende woorden op de goden van al die natiën en nationale groepen. Tot deze goden wordt de oproep gericht getuigen te verschaffen die door hun getuigenis kunnen bewijzen dat hun goden in staat zijn profetieën uit te spreken en in vervulling te doen gaan en dat het rechtvaardige goden zijn, de juiste goden om aanbeden te worden, goden die zich kunnen vrijpleiten van de beschuldiging dat zij valse goden zijn. Laten zulke goden hun zaak maar in de rechtszaal tegenover Jehovah verdedigen.
2. Met het oog op het feit dat er voor de vervulling van Jehovah’s woorden een overvloed van tijd is geweest, worden welke puntige vragen gesteld met betrekking tot alle andere goden, met inbegrip van de drieënige god van de christenheid?
2 Jehovah’s geschreven Woord, de bijbel, werd tegen het einde van de eerste eeuw van onze gewone jaartelling voltooid. In de ruim achttien eeuwen die er sindsdien zijn verstreken, is er voor de vervulling van de profetieën die Jehovah in zijn Woord heeft laten optekenen en die hij op grond van zijn eigen naam heeft uitgesproken, een overvloed van tijd geweest. Hoe staat het echter met de goden van alle wereldse natiën, met inbegrip van de drieënige god van de christenheid? Is er onder alle natiën van deze wereld ooit een god geweest die „dit kan zeggen”, met andere woorden, die kan zeggen wat Jehovah in zijn geschreven Woord heeft gezegd? Of kunnen die goden van de natiën „ons zelfs de eerste dingen doen horen”, dat wil zeggen, dingen van tevoren doen horen? Hebben die goden in het verleden voorzeggingen gedaan die later in het verleden in vervulling zijn gegaan? Hebben die goden betreffende de tegenwoordige tijd van verslagenheid voorzeggingen gedaan? Bewijzen de wereldgebeurtenissen en -toestanden sinds 1914 n. Chr. dat die goden de waarheid hebben gesproken en dat zij waarheidlievende goden zijn die niet alleen profetieën uitspreken, maar ook de macht bezitten hun profetieën in vervulling te doen gaan?
3. Welke oproep wordt tot deze goden gericht?
3 Laten die goden uit al de vele natiën, waarvan de totale bevolking thans uit meer dan drie miljard personen bestaat, hun getuigen voortbrengen. De goden dienen onder zoveel mensen stellig de twee of drie getuigen te kunnen vinden die kunnen bewijzen dat zij ware goden zijn. Laten deze getuigen horen wat hun goden in hun heilige religieuze boeken hebben te zeggen, opdat zulke getuigen op de profetieën van hun goden kunnen wijzen en kunnen zeggen: ’„Het is de waarheid!” Het bewijs is geleverd dat onze goden waarachtig zijn!’
4, 5. (a) Hoeveel goden van de natiën kunnen personen voortbrengen die van hun goddelijkheid getuigen? (b) Wat zegt Jehovah nu?
4 Waar hebben die goden te midden van alle wereldberoering echter getuigen die een dergelijk getuigenis over hun goden afleggen en zeggen: „Het is de waarheid!”? Welke van die goden heeft de huidige folterende pijn van de natiën, die met verslagenheid gepaard gaat, geruime tijd van tevoren voorzegd en er vervolgens een verklaring voor gegeven en gezegd waar deze toestand op zou uitlopen? Niemand van die goden kan voor dit doel het vereiste aantal getuigen verschaffen! Geen van deze goden kan op grond van bewijzen die door getuigen op aarde worden aangevoerd, rechtvaardig worden verklaard. Er is echter één God die dit allemaal wél heeft gedaan ten einde zijn Goddelijkheid te bewijzen. Hij spreekt nu tot zijn vertegenwoordigers in de rechtszaal:
-