-
Het voorbeeld uit de oudheid van Jehovah’s ongewone werkDe Wachttoren 1959 | 1 juni
-
-
7. In welk opzicht bestaat er thans „filistinisme”, en waar woekert het voort, en wat voor vreemds zou er derhalve, zoals Jehovah volgens Jesaja 10:21-23 heeft bevolen, gebeuren?
7 Deze twee op vreemde wijze behaalde overwinningen van Jehovah vormden schitterende historische gebeurtenissen waar hij, wanneer hij zijn voornemen voor de toekomst, ja, zelfs helemaal voor onze tijd, beschreef, naar kon verwijzen. Ook in onze tijd kunnen wij een „filistinisme”, of een kwaadaardige oppositie tegen het werkelijke koninkrijk van God zoals die van de Filistijnen uit de oudheid, waarnemen. In de christenheid, welke beweert dat God een nieuw verbond met haar heeft gesloten, bestaat het en woekert het voort. Daarom heeft hij bevolen dat er iets heel vreemds zal gebeuren, dat er een verdelging zal plaatsvinden, iets waartoe het besluit is genomen en waarop hij niet zal terugkomen. Jesaja werd als profeet gebruikt om in verband hiermee het volgende bekend te maken: „Slechts een overblijfsel, het overblijfsel van Jakob, zal tot de Machtige God terugkeren. Want al zou uw volk, o Israël, ook als de zandkorrels der zee blijken te zijn, dan nog zal slechts een overblijfsel van hen terugkeren. Een verdelging waartoe het besluit is genomen, zal in rechtvaardigheid doorstromen, want de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, zal in het midden van het gehele land een verdelgende en een strenge beslissing ten uitvoer brengen.” — Jes. 10:21-23.
8. Over wie is die verdelging eerst gekomen, maar hoe toont Paulus aan dat een grotere vervulling, van zijn tijd af gerekend, in de toekomst lag?
8 In de volgende eeuw na Jesaja werden de inwoners van Jeruzalem en Juda inderdaad verdelgd. De christelijke apostel Paulus geeft echter te kennen dat een grotere vervulling van de verdelging, van zijn tijd af gerekend, nog in de toekomst lag doordat hij Jesaja aanhaalde en zei: „Bovendien roept Jesaja over Israël uit: ’Alhoewel het aantal der zonen Israëls als het zand der zee kan zijn, zal er een overblijfsel worden gered. Want Jehovah zal een afrekening op aarde houden, haar verteren en haar tot iets kleins terugbrengen.’ . . . in de tegenwoordige tijd is er overeenkomstig een verkiezing [door Jehovah God] tengevolge van [zijn] onverdiende goedgunstigheid eveneens een overblijfsel verschenen.” — Rom. 9:27, 28; 11:5.
9. Wanneer vond er een tweede verdelging plaats, en wat zal er in onze dagen komen?
9 Die „afrekening op aarde”, welke Jehovah met het land Juda en met Jeruzalem hield, had in het jaar 70 (n. Chr.) de verdelging van de joden door de Romeinse soldaten tot gevolg. In onze dagen zal er een laatste verdelging komen.
-
-
Waarschuwingen voor Jehovah’s ongewone werkDe Wachttoren 1959 | 1 juni
-
-
Waarschuwingen voor Jehovah’s ongewone werk
1, 2. (a) Hoe heeft de christenheid en hoe hadden Juda en Jeruzalem waarschuwende voorbeelden van een komende verdelging? (b) Hoe liet Jesaja de waarschuwing weerklinken?
DOOR wat Juda en Jeruzalem is overkomen, heeft de christenheid thans een waarschuwend voorbeeld van wat haar zal overkomen. Juda en Jeruzalem uit de oudheid waren op hun beurt voor de vernietiging welke over hen zou komen, gewaarschuwd door datgene wat het tien-stammen-koninkrijk Israël, met Efraïm als zijn belangrijkste stam en Samaria als hoofdstad, was overkomen. De verdelging van Efraïm, welke als benaming voor het gehele tien-stammen-koninkrijk Israël werd gebruikt, en zijn hoofdstad Samaria, vond in de dagen van de profeet Jesaja, namelijk in 740 v. Chr., plaats. Voordat er echter sprake van was, werd Jesaja gebruikt om de volgende waarschuwing te laten weerklinken:
2 „Wee de verheven kroon van de dronkaards van Efraïm, en de verwelkende bloesem van zijn schoon versiersel dat op het hoofd is van de vruchtbare vallei van hen die door de wijn zijn overmand! Zie! Jehovah heeft iemand die sterk en krachtig is. Als een donderende hagelstorm, een vernietigende storm, als een donderende storm van krachtige, overstromende wateren zal hij stellig krachtig ter aarde werpen. Met de voeten zullen de verheven kronen van de dronkaards van Efraïm worden vertreden, en de verwelkende bloem van zijn schoon versiersel dat op het hoofd van de vruchtbare vallei is, moet als de vroege vijg vóór de zomer worden, welke de ziener, wanneer hij ze ziet, opzwelgt wanneer ze nog in zijn handpalm is.” — Jes. 28:1-4.
-