-
Gods Voornaamste Gevolmachtigde in de wereldregeringOnze toekomstige wereldregering — Gods koninkrijk
-
-
25. Hoe wordt Gods Voornaamste Gevolmachtigde in Daniël 7:13, 14 geïntroduceerd?
25 „Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — Daniël 7:13, 14.
26. Wie wordt volgens sommigen door die „iemand gelijk een mensenzoon” afgebeeld?
26 Wie is die „iemand gelijk een mensenzoon” die niet vanaf de aarde, maar „met de wolken” vanuit de hemel komt en toegang verkrijgt tot de Oude van dagen die in het gerechtshof op zijn troon zit? Volgens sommigen wordt hiermee gedoeld op een samengestelde persoon, Gods „heilige natie” als groep, dit vanwege de omstandigheid dat er naderhand in de profetie geen gewag meer van deze „mensenzoon” wordt gemaakt, maar gezegd wordt dat de „heiligen van het Opperwezen” koninklijke heerschappij ontvangen. Er is echter een betrouwbare autoriteit die te kennen geeft wie deze „iemand gelijk een mensenzoon” werkelijk is. Hoe dat zo?
27, 28. (a) Hoe was een autoriteit genoodzaakt te kennen te geven wie die „iemand gelijk een mensenzoon” is? (b) Hoe werd hij vervolgens behandeld?
27 Ruim negentienhonderd jaar geleden, in de paschanacht (14 Nisan) van het jaar 33 G.T., stond een natuurlijke nakomeling van koning David voor het rechterlijke Sanhedrin van Jeruzalem terecht voor zijn leven. Nadat deze man geweigerd had antwoord te geven op de beschuldigingen die tegen hem werden ingebracht, zei de presiderende hogepriester tot hem: „Ik stel u onder ede bij de levende God, ons te zeggen of gij de Christus, de Zoon Gods, zijt!” Erkende de beschuldigde man nu dat hij voor het aangezicht van de levende God onder ede stond om de waarheid omtrent zichzelf te vertellen? Ja! Hij besefte dat de hogepriester de rechterlijke autoriteit bezat om hem onder ede te stellen opdat hij de feiten zou vermelden, ook al wist hij dat wanneer hij de waarheid vertelde, dit hem in de ogen van het Sanhedrin of opperste gerechtshof tot een gruwelijke lasteraar zou maken.
28 Het verslag over de rechtszaak vertelt ons: „Jezus zei tot hem: ’Gij hebt het zelf gezegd. Maar ik zeg ulieden: Van nu af zult gij de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand der kracht en hem zien komen op de wolken des hemels.’ Toen scheurde de hogepriester zijn bovenklederen en zei: ’Hij heeft gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Ziet! Nu hebt gij de lastering gehoord. Wat is uw mening?’ Zij gaven ten antwoord: ’Hij verdient de dood.’ Daarop spuwden zij hem in het gezicht en gaven hem vuistslagen. Anderen sloegen hem in het gezicht en zeiden: ’Profeteer ons, Christus: Wie is het die u geslagen heeft?’” — Matthéüs 26:63-68.
29. Waaruit blijkt nog meer dat Daniël 7:13 geen betrekking heeft op een samengesteld lichaam of groep?
29 Daar was dus de enige man op aarde die op betrouwbare wijze naar Daniëls profetie, hoofdstuk zeven, vers dertien, kon verwijzen en op juiste wijze te kennen kon geven wie die „iemand gelijk een mensenzoon” werkelijk was. Drieënzestig jaar later gaf de uit de doden opgewekte en tot de hemel verheerlijkte Jezus Christus een openbaring aan zijn apostel Johannes op aarde door, en Johannes werd ertoe geïnspireerd omtrent hem te schrijven: „Ziet! Hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, en degenen die hem doorstoken hebben; en alle stammen van de aarde zullen zich wegens hem in droefheid slaan. Ja, amen” (Openbaring 1:7). Zowel uit deze als andere verklaringen van de bijbel blijkt dat de „iemand gelijk een mensenzoon” die in Daniëls visioen werd gezien, Jezus Christus is, de Nakomeling van koning David. In Psalm 8:5 (Luther) sprak David profetisch over hem als „des menschen zoon” (Hebreeën 2:5-8, Luther). Jezus noemde zichzelf herhaaldelijk „de Zoon des mensen”. Niet de groep „heiligen zelf van het Opperwezen”, maar Davids koninklijke Nakomeling is degene die in Daniël 7:13 wordt afgebeeld als komend „met de wolken des hemels”. — Matthéüs 24:30.
-
-
Gods Voornaamste Gevolmachtigde in de wereldregeringOnze toekomstige wereldregering — Gods koninkrijk
-
-
31 Aan het einde van die tijden der heidenen, in 1914 G.T., kon Davids koninklijke Erfgenaam terecht aan God om de Koninkrijksheerschappij vragen.
32, 33. Waarom hebben wij de komst van degene die het wettelijke recht had, niet gezien?
32 De gebeurtenissen die zich vanaf 1914 G.T. tot nu toe als een vervulling van de bijbelse profetieën hebben voorgedaan, bewijzen dat de komst van de Zoon des mensen in dat jaar heeft plaatsgevonden. Natuurlijk heeft niemand van ons deze komst met zijn letterlijke ogen waargenomen. Dit zou ook niet mogelijk zijn geweest, want in Daniël 7:13, 14 wordt beschreven dat de Zoon des mensen niet naar de aarde kwam, maar voor de Oude van dagen werd geleid, de Rechter in de hemel, die ’tijden en tijdperken verandert, koningen afzet en koningen aanstelt’ (Daniël 2:21). Hij kwam op uitnodiging van de Oude van dagen, zoals in Psalm 2:8, 9 opgetekend staat: „Vraag van mij, opdat ik natiën tot uw erfdeel moge geven en de einden der aarde tot uw eigen bezitting. Gij zult ze breken met een ijzeren scepter, alsof ze een pottenbakkersvat waren, zult gij ze stukslaan.” Toen kon de Oude van dagen, zonder op zijn rechterlijke tijdschema vooruit te lopen, datgene doen wat hij in Ezechiël 21:25-27 had voorzegd. Daar zei hij, nadat hij geboden had dat de tulband en kroon van het Davidische koningschap verwijderd moesten worden:
-