-
Heilige dienst in deze „tijd van het einde”De Wachttoren 1980 | 15 november
-
-
20. Wat zei Jezus op een berg in Galiléa tot zijn discipelen, waardoor wordt bewezen dat zijn discipelen deze „heilige dienst” moesten verrichten, en wat moeten degenen die in het „besluit van het samenstel van dingen” leven, derhalve doen?
20 Als ondersteuning van het feit dat zijn discipelen deze „heilige dienst” moesten verrichten, is de uit de doden opgewekte Jezus op een berg in „Galiléa der natiën” aan ongeveer vijfhonderd van zijn discipelen verschenen en gaf hij hun het gebod: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit [sunteleia] van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20; 4:15; 1 Kor. 15:6). Sinds het einde van de „tijden der heidenen” in 1914 leven wij in het „besluit van het samenstel van dingen”. Daarom hebben wij allen als opgedragen, gedoopte discipelen van de uit de doden opgewekte, volledig met macht beklede Jezus Christus het bevel ontvangen deze „heilige dienst” die hij ons heeft opgelegd, te verrichten. Wij moeten dit tot het einde van dit „besluit van het samenstel van dingen” doen en de handen nooit laten verslappen.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1981 | 1 maart
-
-
In deze tijd voorafgaande aan de „grote verdrukking” vereist onze „heilige dienst” vooral gehoorzaamheid aan Jezus’ geboden om „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken en te onderwijzen, de mensen te waarschuwen en discipelen te maken (Matth. 24:14, 21; 28:19, 20). „Heilige dienst” omvat ook dat wij voor aanbidding bijeenkomen en als gezin de bijbel bestuderen en de tekst voor elke dag bespreken. Verder valt hieronder de speciale dienst in het pioniers- en zendingsveld, alsook de dienst die wordt verricht op Bethelhuizen, die zijn opgericht als centra van waaruit geestelijk voedsel wordt verschaft en leiding wordt gegeven aan het wereldomvattende werk van Jehovah’s Getuigen. Verder kunnen hiertoe ook de diensten worden gerekend die door reizende en gemeentelijke opzieners en dienaren in de bediening ten behoeve van de geestelijke belangen van hun broeders en zusters worden verricht (Deut. 31:12, 13; 6:4-9; Ef. 6:4; Hand. 1:8; 20:28; 1 Petr. 5:2, 3; 1 Tim. 3:1, 12, 13). Deze „heilige dienst” van de zijde van geheel Gods georganiseerde volk wordt verricht met een toegewijd hart en met de hulp van Jehovah’s geest en zijn heilige engelen (Fil. 3:3; Hand. 27:23). Indien wij door middel van zulke dienst ’eerst het koninkrijk en Gods rechtvaardigheid blijven zoeken’, zal Jehovah erop toezien dat er in onze dagelijkse levensbehoeften wordt voorzien. — Matth. 6:33; Luk. 12:31.
Onze „heilige dienst” moet worden verricht naar het voorbeeld van de dienst die Jezus op aarde verrichtte (1 Petr. 2:21-23). Vandaar dat deze dienst wordt verricht uit liefde voor God en liefde voor de naaste, de soort van zelfopofferende liefde die Jezus, ons Model, heeft betoond (Mark. 12:30, 31; Joh. 13:34; 15:13). In deze dienst neemt onze openbare prediking de voornaamste plaats in, want er wordt ons opgedragen: „Laten wij door bemiddeling van [Jezus] God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken.” Terzelfder tijd moeten wij ’niet vergeten goed te doen en anderen met ons te laten delen’ — neen, niet louter als een uiting van liefdadigheid, maar vanuit het hart ten behoeve van medeaanbidders. Wanneer onze broeders derhalve behoeftig zijn, door een ramp zijn getroffen of in benauwdheid verkeren, zullen wij liefdevolle hulp verlenen, zodat allen ertoe worden aangemoedigd zonder wankelen vast te houden aan de openbare bekendmaking van hun hoop. „Zulke slachtoffers zijn God welgevallig.” — Hebr. 10:23-25; 13:15, 16; Rom. 10:10-15; Jak. 1:27.
-