-
Bijbelse tijdtafels wijzen nauwkeurig naar onze tijdDe Wachttoren 1974 | 1 juli
-
-
Een ver in de toekomst reikende profetie van Jezus Christus geeft te kennen dat dit inderdaad het geval is. Na de vernietiging van de stad Jeruzalem en haar tempel voorzegd te hebben, zei Jezus Christus: „Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld. . . . En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk met kracht en grote heerlijkheid.” — Luk. 21:24-27.
Het besluit van de „bestemde tijden der natiën” zou dus door de onverwachte openbaring van Jezus Christus worden gevolgd. Hij zal dan zijn macht en heerlijkheid door middel van een verbazingwekkende daad aan alle tegenstanders van zijn koninklijke autoriteit kenbaar maken. Dit blijkt uit Jezus’ latere aansporing: „Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” — Luk. 21:36.
Is het mogelijk het begin vast te stellen van de periode die in Christus Jezus’ vernietiging van alle vijandige elementen culmineert? Ja, andere schriftplaatsen stellen ons hiertoe in staat.
In het verslag dat de apostel Matthéüs (hoofdstuk 24) van Jezus’ profetie over de omverwerping van Jeruzalem heeft gegeven, treffen wij verwijzingen aan naar het bijbelboek Daniël. Kunnen wij in dat boek inlichtingen vinden op grond waarvan de duur van de „bestemde tijden der natiën” vastgesteld kan worden? De bewijzen tonen aan dat dit inderdaad het geval is.
EEN PROFETISCHE DROOM
In het vierde hoofdstuk van het boek Daniël komt een verslag voor van een goddelijke openbaring die in een droom aan koning Nebukadnezar van Babylon werd gegeven. Het gehele doel van deze droom en de vervulling ervan was opdat „de levenden mogen weten dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil en daarover zelfs de geringste der mensheid aanstelt”. — Dan. 4:17.
Wat Nebukadnezar als een vervulling van zijn droom overkwam, was daarom klaarblijkelijk profetisch en wees vooruit naar het tijdstip waarop God „de geringste der mensheid” heerschappij schonk. Wij weten dat God, op zijn bestemde tijd, inderdaad Jezus Christus uitkoos om een dergelijke heerschappij te ontvangen. Jezus gaf er blijk van „zachtaardig en ootmoedig van hart” te zijn. Ook werd Jezus door degenen die weigerden geloof in hem te stellen, geringgeacht. — Matth. 11:29; Jes. 53:3.
Maar hoe wees datgene wat Nebukadnezar overkwam, vooruit naar de tijd dat de „geringste der mensheid”, Jezus Christus, de heerschappij over de mensenwereld ontving?
ZEVEN PROFETISCHE TIJDEN
Evenals de boom die hij in zijn droom zag, werd Nebukadnezar gedurende „zeven tijden” of zeven jaren van zijn positie als wereldheerser afgesneden. Aangezien profetische jaren uit twaalf maanden van elk dertig dagen bestaan, kwamen die „zeven tijden” of zeven jaren op 2520 dagen neer.a Nebukadnezar werd gedurende die periode van zijn verstand beroofd en at gras als een beest. Aan het einde van deze tijd kreeg hij zijn verstand en zijn troon weer terug. Het was toen alsof de boom die hij in zijn droom had gezien, was begonnen uit te spruiten, aangezien de belemmerende banden waren verwijderd. — Dan. 4:20-37.
Aangezien Nebukadnezar de positie van wereldheerser onder Gods toelating bekleedde, moet het feit dat hij van die positie werd beroofd, symbolisch zijn geweest en op iets duiden wat betrekking heeft op de uitoefening van goddelijke soevereiniteit. Hetzelfde aspect is betrokken bij de opmerking die Jezus Christus maakte toen hij zei dat ’Jeruzalem vertreden zou worden’. Hoe dan wel? Doordat Jeruzalem eens de hoofdstad van een theocratische regering was, de stad van waaruit de koningen van de koninklijke geslachtslijn van David regeerden. Over deze koningen werd gezegd dat zij op „Jehovah’s troon” zaten (1 Kron. 29:23). Met Jeruzalems verwoesting en de verbanning van zijn monarch in 607 v.G.T.b begon deze stad, waardoor Gods soevereiniteit werd vertegenwoordigd, dus vertreden te worden.
Betekent dit dat aan het einde van de symbolische „zeven tijden” het herstel verwacht kon worden van een theocratisch koninkrijk in de stad Jeruzalem, met een nakomeling van koning David op de troon? Neen. Na de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs heeft geen enkele koning van de Davidische geslachtslijn ooit meer als koning te Jeruzalem geregeerd. De blijvende erfgenaam van koning David, Jezus Christus, gaf te kennen dat zijn koninkrijk in plaats daarvan hemels zou zijn, door te zeggen: „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matth. 4:17). Hij verwachtte niet vanuit het aardse Jeruzalem te regeren maar onthulde dat deze stad niet langer speciaal door Jehovah God erkend zou worden. — Zie Matthéüs 23:37, 38.
Aangezien dit het geval is, zou het einde van de „bestemde tijden der natiën” gekenmerkt worden door de gebeurtenis dat Jezus Christus koninklijke autoriteit over de mensenwereld ontving, niet als een koning op een aardse troon in de stad Jeruzalem, maar als een hemelse koning.
Wanneer zou dit moeten gebeuren? Aan het einde van de „zeven tijden” van 2520 profetische dagen vanaf de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. Pas meer dan zes eeuwen na die oorspronkelijke verwoesting van Jeruzalem verscheen Jezus Christus als de toekomstige Koning op het aardse toneel. De profetische 2520 dagen moeten derhalve in werkelijkheid een periode van vele eeuwen beslaan. De bijbel verschaft zelf de sleutel voor het bepalen van de exacte duur ervan door te zeggen: „Een dag voor een jaar” (Num. 14:34; Ezech. 4:6). Dit betekent dat de 2520 profetische dagen pas na 2520 werkelijke jaren vanaf de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. eindigden. Wanneer zou dit zijn?
Van oktober 607 v.G.T. tot oktober 1 v.G.T zijn 606 volledige jaren, van oktober 1 v.G.T. tot oktober 1 G.T. is één jaar en van oktober 1 G.T. tot oktober 1914 G.T. zijn 1913 jaren. Wanneer wij deze getallen optellen (606+1+1913), komen wij op 2520 jaren. De „zeven tijden” eindigden dus in oktober 1914 G.T., zodat Jezus Christus toen, hoewel onzichtbaar voor menselijke ogen, de heerschappij over de mensenwereld ontving.
-
-
Bijbelse tijdtafels wijzen nauwkeurig naar onze tijdDe Wachttoren 1974 | 1 juli
-
-
a Dit wordt bevestigd in andere gedeelten van de bijbel. Openbaring 11:2, 3 toont aan dat een periode van „tweeënveertig maanden” gelijk is aan „duizend tweehonderd zestig dagen”. Dit betekent dat één maand dertig dagen lang is (1260 : 42). Ook onthult Openbaring 12:6, 14 dat 1260 dagen neerkomen op „een tijd en tijden en een halve tijd” (drie en een halve tijd), of „drie-en-een-half jaar” (Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). „Zeven tijden” of zeven jaren zouden dus neerkomen op 2 x 1260 dagen, of 2520 dagen.
b Zie betreffende de betrouwbaarheid van deze datum voor Jeruzalems verwoesting Aid to Bible Understanding, blz. 339, 348.
[Grafiek op blz. 387]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
ZEVEN PROFETISCHE TIJDEN
2520 JAAR
1 JAAR
606 JAAR 1913 JAAR
607 v.G.T. 1 v.G.T. 1 G.T. 1914 G.T.
Einde van dit samenstel
binnen één geslacht
-