-
Was uw opdracht aanvaardbaar voor God?De Wachttoren 1964 | 15 juni
-
-
Wij dienen dankbaar te zijn voor de toename in groei en begrip die God ons door middel van zijn geest, Woord en organisatie verschaft. Deze hulpmiddelen helpen ons onze opdracht gestand te doen. Nu wij een vollediger en nauwkeuriger begrip van de doop hebben, dienen wij, louter omdat wij ten tijde van onze doop in betrekkelijk geringe mate begrepen en beseften wat de opdracht inhield, het niet nodig te oordelen overgedoopt te worden. Wij dienen, met een evenwichtige geest, aan alle inlichtingen in gedrukte en gesproken vorm te denken die deze kwestie reeds vele tientallen jaren duidelijk maken en niet toe te laten dat ons gebrekkige geheugen twijfel in onze geest en ons hart zaait.
Wat wij naarmate de tijd verstrijkt wel steeds meer moeten gaan beseffen, is de ernstige verantwoordelijkheid die op ons rust doordat wij ons leven aan God hebben opgedragen. Wij dienen vooral onze beslissing om overeenkomstig deze opdracht aan de Allerhoogste God Jehovah te leven, oprecht en ernstig te bevestigen en op die manier Gods getrouwe Zoon, Jezus Christus, na te volgen. — 1 Petr. 2:21, NW.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1964 | 1 november
-
-
Vragen van lezers
● Zou het een overtreding van de Schrift zijn wanneer een christen een dierenarts toestemming zou verlenen om een huisdier bloedtransfusies toe te dienen? En hoe staat het met het voedsel voor een dier? Mag het gebruikt worden als er reden is om aan te nemen dat het bloed bevat? En is het geoorloofd een kunstmeststof te gebruiken waarin bloed is verwerkt?
De psalmist verklaarde in Psalm 119:97 (SV): „Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.” Een dergelijke liefde voor en betrachting van Gods wet zullen een opgedragen dienstknecht van God stellig elke overtreding van Gods wet doen vermijden. Gods wet op het bloed is bijzonder duidelijk. Bloed mag niet als voedsel worden gebruikt en wanneer het aan een lichaam is onttrokken, dient het op de grond uitgegoten te worden (Gen. 9:3, 4; Lev. 3:17; Deut. 12:16, 23, 24; Hand. 15:20, 28, 29, NW). Christenen zouden beslist niet graag iets doen wat een overtreding van Jehovah’s wet op het bloed betekent. De liefde voor God en voor de rechtvaardige wetten en beginselen van zijn Woord eist in aangelegenheden waarbij bloed betrokken is, een consequente houding.
Daar Gods wet op het bloed in de loop der eeuwen niet is veranderd, beseffen christenen dat zij zich er ook thans aan dienen te houden. Merk echter op, dat het niet de angst voor represailles is die hen ertoe beweegt aan Jehovah’s wet op het bloed te voldoen. Zij gehoorzamen Gods wet niet alleen omdat het overtreden ervan tot gevolg zou kunnen hebben dat de christelijke gemeente waarvan zij deel uitmaken, sancties zou gaan toepassen. Zij hebben het goede lief. Bovendien zullen zij, wegens hun liefde voor Gods wet, niet rationaliseren of manieren gaan zoeken waarop het mogelijk blijkt, Gods wet schijnbaar ongestraft te ontduiken.
Hoe dienen wij dan de vraag te beantwoorden: Zou het een overtreding van de Schrift zijn wanneer een christen een dierenarts toestemming zou verlenen om een huisdier bloedtransfusies toe te dienen? Dit zou stellig een overtreding van de Schrift betekenen. Zelfs in het geval van een dier zou het niet gepast zijn bloed te gebruiken om een bloedtransfusie toe te dienen. De bijbel zet heel duidelijk uiteen dat bloed niet gegeten mag worden. Het mag daarom niet gebruikt worden voor een infusie, met het doel de vitaliteit van het lichaam te vergroten, noch in het geval van een mens, noch in het geval van een huisdier of een ander dier dat onder de jurisdictie van een christen staat.
In overeenstemming hiermee zou een christelijke ouder stellig niet kunnen redeneren dat wanneer een huisdier van een minderjarig ongedoopt kind is, dit kind een dierenarts eigenmachtig toestemming kan verlenen het bloed toe te dienen. Neen. De gedoopte ouder draagt de verantwoordelijkheid, want de ouder heeft autoriteit over het kind en over het huisdier en hij dient in deze aangelegenheden te beslissen. Dat is de verplichting die de ouder tegenover God heeft. — Pred. 12:13, 14; Jak. 4:17, NW.
Hoe staat het nu met het voedsel voor dieren? Mag het worden gebruikt als er reden is om aan te nemen dat het bloed bevat? Voor een christen luidt het antwoord Neen, op basis van reeds genoemde beginselen. Ontdekt een christen dan ook dat er bloedbestanddelen worden genoemd op het etiket van een pakje hondebrood of ander voedsel voor dieren, dan zal zijn geweten hem niet toestaan dit produkt aan een dier, dat onder zijn jurisdictie staat, te geven. Hij zou niet kunnen denken dat dit te verontschuldigen zou zijn, want het gaat hier niet om een geval waarbij een dier een ander dier doodt en van het bloed van dat schepsel eet. Neen, het zou een rechtstreekse daad van de christen zijn en daarom draagt hij de verantwoording wanneer een huisdier of welk ander dier maar ook dat hem toebehoort, bloed te eten krijgt.
Indien er geen aanduiding op het etiket van een pakje voedsel voor dieren staat dat het produkt bloed bevat, zou een christen natuurlijk kunnen beslissen het te gebruiken. Het kan echter zijn dat zijn geweten gaat spreken. In dat geval kan hij zijn geweten geruststellen door redelijke inlichtingen in te winnen en in overeenstemming te handelen met de gegevens die hem worden verstrekt, want een christen staat erop een goed geweten tegenover God te bezitten. — 1 Petr. 3:21, NW.
-