-
Bevrijding van de autoriteit der duisternisDe Wachttoren 1972 | 15 januari
-
-
9. (a) Is er ook hoop voor de rest van het mensengeslacht? Zo ja, welke hoop? (b) Op wie doelde Paulus toen hij in Romeinen 8:19-23 over de „schepping” sprak?
9 Gelukkig laat Paulus de kwestie daarmee niet rusten. De roeping en uitverkiezing van degenen die de ware kerk vormen, waarbij alle overige leden van het mensengeslacht als verloren afgeschreven zouden zijn, of zelfs aan de eeuwige vernietiging prijsgegeven zouden zijn, zoals in vele geloofsbelijdenissen van de christenheid wordt onderwezen, is stellig niet de bijbelse leer. Merk als bewijs hiervan op wat Paulus vervolgens zegt, nadat hij de bovengenoemde hemelse hoop heeft vermeld. Hij zegt dat „de vurige verwachting van de schepping wacht op het openbaar worden van de zonen Gods . . . [en] dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben”. Aantonend dat hij met het woord „schepping” het gehele mensengeslacht bedoelt, en wel afgescheiden van de christelijke gemeente, zegt Paulus vervolgens: „Want wij weten dat de gehele schepping tot nu toe voortdurend te zamen zucht en te zamen pijn lijdt. Dat niet alleen, maar ook wij, die de eerstelingen hebben, namelijk de geest, ja, ook wij zuchten in onszelf, terwijl wij vurig wachten op de [uiteindelijke] aanneming als zonen, het verlost worden van ons lichaam door losprijs.” — Rom. 8:19-23.
-
-
Bevrijding van de autoriteit der duisternisDe Wachttoren 1972 | 15 januari
-
-
EEN TEGENWOORDIGE BEVRIJDING
12. (a) Welke gebeurtenissen hebben er reeds toe geleid dat de zonen Gods zijn geïdentificeerd? (b) Wie hebben dit erkend, en welke zegeningen zijn eruit voortgevloeid?
12 In antwoord op de vraag van de discipelen: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” voorzei Jezus bepaalde activiteiten die na zijn troonsbestijging in 1914 onder zijn leiding verricht zouden worden. Sinds die tijd bevindt er zich op aarde nog een overblijfsel van de christelijke gemeente, waarvan de leden — door middel van de bediening van de engelen, en een trompetgeschal — in een nauwe verbondenheid zijn bijeengebracht. Dit heeft tot een duidelijke identificatie van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse geleid, die over al Christus’ Koninkrijksbelangen is aangesteld. Ook heeft Christus er sinds zijn troonsbestijging, die door „alle engelen met hem” werd bijgewoond door middel van de Koninkrijksboodschap, die als een getuigenis aan alle natiën werd gegeven, voor gezorgd dat de mensen van elkaar werden gescheiden, „zoals een herder de schapen van de bokken scheidt” (Matth. 24:3, 14, 31, 45-47; 25:31, 32). Er heeft met andere woorden reeds een identificatie plaatsgevonden „van de zonen Gods”, degenen die de hemelse hoop bezitten. Steeds meer mensen van „de gehele schepping” hebben deze geestelijke „broeders” van Christus Jezus dus verheugd erkend en hebben hen gediend en goede dingen voor hen gedaan, zoals Jezus in Matthéüs 25:34-40 voorzei. Deze toenemende aantallen vormen een „grote schare . . . uit alle natiën”, die wordt afgebeeld als staande „voor de troon van God”, terwijl zij zijn gunst genieten en „dag en nacht heilige dienst voor hem [verrichten] in zijn tempel”, dat wil zeggen, in de geestelijke tempel die door God is opgericht, en in nauwe verbondenheid met de „tempel”-klasse van Christus’ „broeders”. Dit is de vreugdevolle ervaring van Jehovah’s getuigen en is volledig in harmonie met Jezus’ woorden in Johannes 10:16: „En ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi [van de „kleine kudde”] zijn; ook die moet ik brengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren, en zij zullen één kudde, [onder] één herder worden.” — Rom. 8:19, 22; Hebr. 8:2; 9:11; Openb. 7:9, 15; Ef. 2:21, 22.
-