-
Volg Jehovah’s barmhartigheid naDe Wachttoren 1998 | 1 oktober
-
-
17. (a) Welke situatie ontstond in het eerste-eeuwse Korinthe, en hoe moesten de leden van de gemeente volgens Paulus’ raad te werk gaan? (b) Waarom was Paulus’ vermaning praktisch, en hoe kunnen wij die thans toepassen? (Zie ook het kader rechts.)
17 Beschouw om er beter in te slagen onszelf in dit opzicht te onderzoeken, eens wat er omstreeks het jaar 55 G.T. in Korinthe gebeurde. Daar bracht een man die uit de gemeente was verwijderd uiteindelijk zijn leven in het reine. Wat stond de broeders te doen? Zouden zij zijn berouw sceptisch bezien en hem blijven mijden? Integendeel, Paulus drukte de Korinthiërs op het hart: „Zodat gij hem . . . goedgunstig dient te vergeven en dient te vertroosten, opdat zo iemand niet op de een of andere wijze door zijn overmatige bedroefdheid wordt verzwolgen. Daarom vermaan ik u, uw liefde jegens hem te bevestigen” (2 Korinthiërs 2:7, 8). Vaak zijn berouwvolle kwaaddoeners bijzonder vatbaar voor gevoelens van schande en wanhoop. Daarom moeten deze personen ervan worden overtuigd dat hun medegelovigen en Jehovah om hen geven (Jeremia 31:3; Romeinen 1:12). Dit is uitermate belangrijk. Waarom?
-
-
Volg Jehovah’s barmhartigheid naDe Wachttoren 1998 | 1 oktober
-
-
19 Zouden zij nu in het andere uiterste vervallen door te weigeren de berouwvolle man te vergeven, dan zou Satan hen in een ander opzicht overmeesteren. Hoe? Doordat hij hun hardvochtigheid en onbarmhartigheid voor zijn doel zou kunnen aanwenden. Als de berouwvolle zondaar „door zijn overmatige bedroefdheid [werd] verzwolgen” — of zoals Today’s English Version het weergeeft, „zo bedroefd [werd] dat hij het volledig opgaf” — wat zouden de ouderlingen dan een zware verantwoordelijkheid voor het aangezicht van Jehovah dragen! (Vergelijk Ezechiël 34:6; Jakobus 3:1.) Nadat Jezus zijn volgelingen voor het tot struikelen brengen van „een van deze kleinen” had gewaarschuwd, zei hij terecht: „Schenkt aandacht aan uzelf. Indien uw broeder een zonde begaat, geef hem een bestraffing, en indien hij berouw heeft, vergeef hem.”a — Lukas 17:1-4.
-