-
Zoek juiste omgangDe Wachttoren 1960 | 15 mei
-
-
MIJD SLECHTE OMGANG
4. (a) Welke krachtige raad wordt er in 2 Korinthe 6:14-18 gegeven over het mijden van slechte omgang? (b) Welke juiste omgang wordt er genoemd?
4 In verband met het mijden van de verdorvenheid van de wereld, en de omgang met Gods volk, schreef de apostel Paulus: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want welk deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis? . . . Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? . . . Want wij zijn de tempel van de levende God; zoals God heeft gezegd: ’Ik zal onder hen wonen en onder hen wandelen, en ik zal hun God zijn, en zij zullen mijn volk zijn’. ’„Gaat derhalve uit hun midden vandaan en scheidt u af”, zegt Jehovah, „en houdt ermee op het onreine aan te raken”’, ’„en ik zal u tot mij nemen”’. ’„En ik zal u tot een vader zijn, en gij zult mij tot zonen en tot dochters zijn”, zegt Jehovah de Almachtige’”. Merk de herhaaldelijk gegeven raad op over het mijden van slechte omgang, ’wend u van zulke menschen af’, ’gaat derhalve uit hun midden vandaan’, ’scheidt u af’ en dan ’zal ik u tot mij nemen’. Christenen dienen geen deelgenootschap, geen gemeenschap, geen deel met de ongelovigen te hebben of aan hun praktijken mee te doen, met andere woorden, zij dienen geen omgang met hen te hebben wanneer zij vrienden van God wensen te zijn. — 2 Kor. 6:14-18, NW; Ezech. 37:27; Jes. 52:11; Ezech. 20:41.
5, 6. (a) Waarnaar wordt in de raad om slechte omgang te mijden, wel en niet verwezen, en hoe kan zulk een omgang invloed uitoefenen op iemands aanbidding? (b) Door welke raad aan de vroege christenen wordt hier de nadruk op gelegd?
5 Dit betekent natuurlijk niet dat de christen die zich aan God heeft opgedragen, alle contact met dit huidige samenstel van dingen moet mijden. Gedurende zijn werk, dagelijkse leven en prediking komt hij met zijn werkgever, collega’s, zakenrelaties, familieleden, buren en anderen in contact. Alle contact te mijden, zou haast betekenen dat men de aarde zou moeten verlaten (1 Kor. 5:10). ’Zich van zulke mensen af te wenden’ en alle omgang met hen te mijden, betekent echter met hen wier gedachten niet in overeenstemming zijn met Gods gedachten, geen deelgenootschap te hebben, dat wil zeggen, er niet zo over te denken als zij of een zelfde gedrag aan de dag te leggen. De denkwijze van materialistisch gezinde mensen is niet in overeenstemming met Gods denkwijze. Ook al zijn zulke kennissen niet oneerlijk of immoreel, toch gaat hun belangstelling niet in de eerste plaats naar de aanbidding en dienst van Jehovah uit. Iemand die geregeld met hen omgaat, zal spoedig net zo denken als zij. Indien men zijn geest aan hun gedachten blootstelt, zal het geloof in de nieuwe wereld zwakker worden, de ijver worden uitgedoofd, de rechtschapenheid wankelen en het geweten ongevoelig worden, zodat men Jehovah’s vereisten ten aanzien van studie en dienst niet meer ernstig opneemt. De gevormde nuttige gewoonten op het gebied van studie en dienst zullen worden verdorven. De apostel Paulus had dit gevaar in gedachten toen hij christenen waarschuwde niet met mensen om te gaan die niet de hoop koesterden in een opstanding terug te komen en derhalve geen werkelijke aansporing hadden een juiste handelwijze aan de dag te leggen. „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten. Begint op een rechtvaardige manier nuchter te worden en bedrijft geen zonde, want sommigen hebben geen kennis Gods” (1 Kor. 15:33, 34, NW). Waarom zouden wij er net zo over denken als de mensen die geen kennis van God bezitten en zich er niets aan gelegen laten liggen? — Fil. 3:18, 19.
6 Toch zijn er nog christenen die denken dat zij het zich kunnen veroorloven met wereldse vrienden of familieleden omgang te hebben ten einde zich gezamenlijk te amuseren. Hoe kan een christen echter ’de oude persoonlijkheid, die met zijn vroegere gedragslijn overeenkomt’ wegdoen en ’de nieuwe persoonlijkheid aandoen, welke naar Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen’, wanneer hij met mensen blijft omgaan die nog steeds bedrieglijke verlangens bezitten? (Ef. 4:22-24, NW) Christenen moeten in tegenstelling hiermee „niet hun deelgenoten [worden], want eens waart gij duisternis, maar nu zijt gij licht in verband met de Heer. Blijft als kinderen van het licht wandelen . . . Blijft u ervan vergewissen wat de Heer aangenaam is en deelt niet langer met hen in de onvruchtbare werken der duisternis” (Ef. 5:7-11, NW). Petrus gaf iemand bovendien nog de raad „het overige gedeelte van de tijd die hij in het vlees leeft, niet meer voor de verlangens van mensen, maar voor Gods wil [te] leven. . . . Omdat gij er niet mee voortgaat met hen deze weg te bewandelen [of met hen om te gaan] . . . zijn zij verbijsterd en gaan zij voort schimpend over u te spreken”. Wij dienen wat de handelwijze van dit geslacht betreft, als vreemdelingen en tijdelijke inwoners te zijn. — 1 Petr. 4:2-4; 2:11, 12, NW.
-
-
Het kruis in de aanbiddingDe Wachttoren 1960 | 1 juli
-
-
Jezus Christus werd aan een rechte paal zonder dwarslat gedood. Dat hierover een verkeerd begrip bestaat, is voornamelijk aan sommige bijbelvertalers te wijten die de Griekse woorden staurós en xylon met kruis hebben vertaald. Zij zijn hierbij vermoedelijk beïnvloed door het traditionele geloof in de christenheid dat Christus aan een kruis is gestorven. Het woord staurós heeft de betekenis van een rechte paal of lat, terwijl xylon meer de betekenis heeft van hout. Zelfs de oorspronkelijke betekenis van crux, het Latijnse equivalent van staurós, is slechts een houten executie-instrument waaraan een misdadiger wordt genageld of gehangen. Hoewel deze woorden in latere tijden een ruimere betekenis hebben gekregen en ook die van kruis zijn gaan omvatten, wil dat nog niet zeggen dat de bijbelschrijvers kruis bedoelden toen zij over het werktuig spraken waaraan Jezus werd gedood. In de 11de uitgave van The Encyclopædia Britannica lezen wij: „Lipsius en andere schrijvers spreken over de enkelvoudige rechtopstaande paal waaraan misdadigers werden gebonden als een kruis, en op zulk een paal heeft men de naam crux simplex van toepassing gebracht”. Jezus werd aan zo’n eenvoudige paal gehangen, terwijl zijn handen boven zijn hoofd werden vastgenageld.
De vroege christenen beschouwden Christus’ martelpaal niet als een heilig symbool van het christendom. Zij wilden het schriftuurlijke gebod geen geweld aandoen door het te vereren. Zij beschouwden het als een gehaat voorwerp dat overeenkomstig de joodse gewoonte begraven moest worden en uit het gezicht moest worden verwijderd. Pas nadat de organisatie der belijdende christenen verderfelijk begon te handelen door heidense geloofsovertuigingen, symbolen en gewoonten over te nemen, werd het kruis met het christendom verbonden. Vóór die tijd volgden belijdende christenen het heidense gebruik symbolen te vereren, niet na.
Afvallige christenen namen het populaire heidense symbool voor het leven aan en gaven het een christelijk tintje door te beweren dat Christus ook aan een kruis was gestorven. „In de Egyptische kerken”, aldus The Encyclopædia Britannica, „vormde het kruis een heidens symbool van het leven dat door de christenen werd overgenomen en op een heidense manier werd geïnterpreteerd”. Het onchristelijke kruis dient niet in de christelijke aanbidding voor te komen. Door het heilig te verklaren, doet men het volgende schriftuurlijke gebod geweld aan: „Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid? . . . en houdt niet vast aan het onreine”. — 2 Kor. 6:14, 17.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1960 | 1 juli
-
-
Vragen van lezers
● Is het voor een christen die zich aan God heeft opgedragen, juist of onjuist om te gaan staan wanneer het volkslied wordt gespeeld? — R.S., V.S.
Een volkslied is in feite een gebed tot God ten behoeve van een natie die tot Satans samenstel van dingen behoort, en in dit gebed wordt onveranderlijk om materiële voorspoed en een lang leven voor die natie gevraagd. Als christenen die het voorbeeld van Jezus Christus volgen, kunnen wij niet voor enig deel van Satans wereld of iets erin bidden (Joh. 17:9). Merk eveneens op dat de profeet Jeremia, die zichzelf in een toestand bevond welke met de onze is te vergelijken, tot driemaal toe het gebod ontving geen gebed op te zenden voor zijn natie en volk. Zie Jeremia 7:16; 11:14; 14:11.
Als christenen kunnen wij daarom niet ten behoeve van een samenstel van dingen dat Jehovah ten ondergang heeft gedoemd gewetensvol met de gebedsvolle sentimenten van het volkslied instemmen. Evenmin kunnen wij vanuit ons schriftuurlijke standpunt in overeenstemming met de woorden in het volkslied waarin wordt beweerd dat Gods zegen op de oorlogen van een wereldse natie rust, spreken of handelen. Wij roemen niet in een der wereldse natiën, maar in Jehovah en zijn Koning en koninkrijk.
Volgens de gewoonte kan iemand louter door te gaan staan, te kennen geven dat hij met de in dit lied tot uitdrukking gebrachte gevoelens sympathiseert. Dit treedt duidelijk naar voren door het standpunt van bepaalde geallieerde officieren die enige tijd na de tweede Wereldoorlog weigerden bij het spelen van het Duitse volkslied op te gaan staan. Daar de christen niet met de gevoelens van welk volkslied van deze oude wereld dan ook sympathiseert, mag hij anderen niet de indruk geven dat hij dit wel doet door, wanneer dit volkslied wordt gespeeld of gezongen, te gaan staan. Hij kan deze speciale daad ten aanzien van het volkslied van het land waarin hij verblijf houdt, net zo min gewetensvol volbrengen als de drie Hebreeën aan het aan hen door koning Nebukadnezar met betrekking tot het beeld gevraagde konden voldoen. — Dan. 3:1-23.
Er dient echter te worden opgemerkt, dat er een verschil bestaat tussen het opstaan voor het volkslied en de in sommige landen in gebruik zijnde gewoonte om van schoolkinderen te eisen dat zij bij de ceremonie van het groeten van de vlag, gaan staan. Dat zij in zo’n geval gaan staan, schijnt niet bezwaarlijker te zijn dan wanneer volwassenen gaan staan wanneer een rechter de rechtszaal binnenkomt. De ceremonie van het groeten van de vlag bestaat uit bepaalde bewegingen met de hand en het afleggen van een eed of gelofte. Wanneer een kind zich hiervan onthoudt, kan het uit eerbied voor de vlag en de goede beginselen die deze voorstaat, gaan staan terwijl het toch niet aan de vlaggegroet-ceremonie deelneemt.
-