-
Hoe aan het werk te blijvenDe Wachttoren 1950 | 15 mei
-
-
20. Waarom is de aanhaling uit 1 Timotheüs 4:16 thans nog meer van kracht?
20 Christenen hebben weliswaar altijd moeten werken, want dat is in overeenstemming met de beginselen van de Allerhoogste God. De raad van Paulus die staat opgetekend in 1 Timotheüs 4:16 was voor de gewijde Christenen uit vroegere tijden vol betekenis. Doch thans zijn de tijden gevaarlijker, de dagen zijn bozer. De tijd voor de definitieve oplossing van de grote strijdvraag over de universele heerschappij is aangebroken en de verbolgenheid van de bozen heeft haar hoogtepunt bereikt. Dit betekent dat de aanvallen tegen hen die Gods werk trachten te verrichten, intensiever en gewelddadiger zijn dan in enige andere tijd in de geschiedenis. Met het oog op dit alles moeten wij zelf vaststaan in onze onkreukbaarheid, en de Duivel nooit ook maar de kleinste opening geven waar doorheen hij ons een verwondende slag kan toebrengen die ons ongeschikt zou maken voor de Christelijke dienst. Nooit dienen wij toe te laten dat wij door zijn legerscharen worden gevangengenomen en worden teruggesleept naar de duisternis van deze wereld en haar ondergang.
21. In welk opzicht is ons werk thans een zegen die ons helpt de overwinning te behalen?
21 Het werk dat ons is gegeven, is een grote zegen. Het houdt ons verre van de gevaarlijke dingen der oude wereld, zodat het als een beschermer werkt. Het werk dat wij thans hebben te verrichten, is onderwijzen en prediken. Alle tijd en kracht die wij ook maar enigszins bij elkaar kunnen brengen, dient aan dit werk te worden besteed. Wij zijn met dit werk begonnen met het vaste besluit er tot aan het einde mede bezig te zijn. De naam van Jehova is er bij betrokken, evenals onze eeuwige redding. Wij wensen de overwinning te behalen en wij kunnen de overwinning behalen, wanneer wij goede werken doen. Ja, wij moeten aan ons werk blijven, getrouw vooruitziend naar de tijd waarin de in Openbaring 22:12 (Leidse Vert.) opgetekende verklaring des Heren in vervulling gaat: „Zie, ik kom weldra; het loon dat ik geef heb ik bij mij, ten einde aan ieder te vergelden wat hij gedaan heeft.” Thans is het die tijd. Aangezien de definitieve oplossing van de grote strijdvraag tijdens dit geslacht zal komen, is onze redding veel dichterbij dan toen Christenen voor het eerst begonnen God te dienen. Zij is zelfs nog veel dichterbij dan toen wij zelf voor het eerst met Gods werk begonnen. Wij moeten geen risico’s lopen door voor iets achterom te zien naar de oude wereld. Wij kunnen thans zelfs niet de kleinste vertraging van ons tempo riskeren. Daarom betekent de vermaning in 1 Timotheüs 4:16 (Moffatt) voor ons in deze laatste dagen zo veel: „Let op u zelf en let op uw onderricht; blijf aan uw werk.”
-
-
Waarom christenen tabak mijdenDe Wachttoren 1950 | 15 mei
-
-
Waarom christenen tabak mijden
VELE nieuwelingen komen tot een kennis van de waarheden in de Bijbel en nemen hun plaats in de gelederen van de evangelie-predikende getuigen van Jehova in. Velen van deze nieuwelingen hebben voorheen tabak gerookt, doch zijn er thans mee opgehouden. Enige anderen komen tot een kennis der waarheid doch laten het roken niet na. Wanneer tactisch wordt getracht hen te onderrichten, antwoorden zij dat de Bijbel het roken niet verbiedt en dat wanneer hun uit de Bijbel wordt aangetoond dat het verkeerd is, zij het zullen laten. Sommigen van hen hebben zelfs in de plaatselijke Koninkrijkszalen niet-rokende getuigen sigaretten aangeboden. Hun poging tot humor is op zijn minst ongepast, en zweemt naar spot. Op zijn hoogst zouden zij slechts een ander die zich van deze gewoonte had gereinigd, kunnen verleiden.
Het is waar dat de Bijbel het roken van tabak niet speciaal als een kwaad noemt dat moet worden vermeden. Indien Christenen het moeten mijden, waarom vermeldt de Bijbel het dan niet nauwkeurig? Omdat ten tijde dat de Bijbel werd geschreven, het roken van tabak onbekend was. Onder de rubriek „Tabak” vermeldt de Encyclopedia Americana, uitgave van 1942:
„Het gebruik van tabak, dat in Amerika is ontstaan, heeft zich tot vrijwel alle delen der wereld uitgebreid en de tabak is inderdaad op onvergelijkelijke wijze het meest algemeen gebruikte verdovende middel geworden. . . . Ten tijde van de ontdekking van Amerika door Columbus werd tabak in wijde kring door de Indianen gebruikt en overblijfselen van de Mound Builders [oude bewoners van Amerika die grote aardhopen bouwden] tonen aan, dat het roken van een pijp onder de inboorlingen een zeer oud gebruik was. Toen Columbus in 1492 in West-Indië landde, bemerkten leden van zijn bemanning dat de inboorlingen rolletjes gedroogde tabaksbladeren rookten. Toen de Spanjaarden in 1519 in Mexico landden, ontdekten zij dat de inboorlingen met zorg en bekwaamheid tabak verbouwden. . . . De Amerikaanse Indianen hadden methoden uitgevonden om tabak te verbouwen en in alle vormen die thans worden gebruikt, te bereiden. . . . In het begin van de 17e eeuw werd de teelt en het gebruik van tabak in India, Perzië en andere Aziatische landen ingevoerd.”
In Bijbelse landen werd het dus niet eerder gebruikt dan meer dan vijftien eeuwen nadat het laatste boek van de Bijbel werd geschreven. Niettemin beslaan de geïnspireerde vermaningen die in de Schrift staan, zulk een uitgestrekt terrein, dat zij stellig ook op het gebruik van tabak van toepassing zijn. Een zachtmoedige en nederige persoon die onderwezen wenst te worden, zou bijvoorbeeld tot zijn voordeel schriftuurplaatsen als Spreuken 30:12, Jesaja 52:11, Galaten 5:19, Kolossenzen 3:5, Jakobus 1:22, Efeze 5:3, 4, en andere teksten over reinheid zowel op lichamelijk als op geestelijk gebied kunnen naslaan. In deze teksten wordt een beginsel van zuiverheid en reinheid vastgesteld dat tot richtsnoer moet dienen van Christenen, en 2 Korinthe 7:1 is duidelijk wanneer het voorschrijft: „Laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods.” Een moderne Engelse vertaling luidt: „Laat ons ons zelf reinigen van alles wat vlees of geest bezoedelt; laat ons uit eerbied voor God volledig gewijd zijn.” — Moffatt.
Is het roken van tabak geen onrein gebruik, daar het het vlees besmet, kleren en lichaam doet stinken en overal as achterlaat? Wordt er niet veeleer ondoordachte zelfzucht in plaats van liefde door tot uitdrukking gebracht, wanneer iemand de lucht met scherpe rook verontreinigt die anderen moeten inademen, en die de ogen pijn doet? Wordt het vlees door dit gebruik niet bezoedeld doordat het de gezondheid schaadt? Het wordt algemeen toegegeven dat het de ademhaling belemmert, het uithoudings- en reactievermogen verkleint, het verstand benevelt, hart- en bloedvatenziekten bevordert, de levenskracht vermindert, de holten en vliezen van neus, mond, keel en longen irriteert, kanker veroorzaakt, de voortplantingsfuncties zowel bij mannen als vrouwen verzwakt, demoraliserend werkt en de levensduur verkort. Welke voordelen kunnen sigarettenrokers aantonen die tegen deze nadelen opwegen? Kan men zijn volledige kracht en energie aan God wijden als men een gedeelte hiervan wegneemt door aan sigaretten te zuigen? Worden de gewijde kracht, tijd en het geld van een Christen verstandig besteed wanneer ze door de gewoonte tabak te roken worden verspild en verknoeid? Het is niet nodig dat Jehova’s getuigen rokers met deze en dergelijke vragen plagen of lastig vallen. Het is voldoende wanneer alle rokers, speciaal zij die tot een kennis der waarheid zijn gekomen en een aandeel hebben aan Jehova’s dienst, deze vragen eerlijk in overweging nemen en in hun eigen geest en hart oprecht naar het antwoord zoeken.
-