-
Een nieuwe priesterschap begintDe Wachttoren 1966 | 15 mei
-
-
15. (a) Hoe begreep Petrus zelf wat het fundament van de gemeente was? (b) Waarom dienen wij Jezus’ woorden in Mattheüs 16:18 nauwkeurig te begrijpen?
15 Dacht Petrus dat Jezus bedoelde dat de kerk op Petrus zelf gebouwd zou worden? Dacht Petrus dat hij een grotere priester was dan zijn Meester, de grote Melchizedekiaanse Hogepriester van God, van wie Petrus slechts een onderpriester was? Laat ons naar zijn eigen woorden over de aangelegenheid luisteren: „De Heer [is] goed. Komend tot hem als tot een levende steen, door de mensen weliswaar verworpen, maar uitverkoren, kostbaar, bij God, wordt ook gij als levende stenen opgebouwd tot een geestelijk huis om een heilige priesterschap te vormen, ten einde geestelijke slachtoffers te brengen, aanvaardbaar voor God door bemiddeling van Jezus Christus. Want in de Schrift is vervat: ’Zie! Ik leg in Sion een steen, uitverkoren, een fundamenthoeksteen, kostbaar; en wie er geloof in oefent, zal geenszins teleurgesteld worden.’ Voor u is hij daarom kostbaar, omdat gij gelovigen zijt; maar voor wie niet geloven, ’is dezelfde steen die de bouwlieden verworpen hebben, [het] hoofd van [de] hoek geworden’, en ’een steen der struikeling en een rots [pétra] des aanstoots.’ Dezen struikelen omdat zij het woord ongehoorzaam zijn” (1 Petr. 2:3-8). Het is absurd te denken dat Petrus het fundament was waarop de kerk werd gebouwd, en wij moeten heel voorzichtig zijn dat wij niet ongehoorzaam worden aan het woord door deze woorden van Petrus niet te aanvaarden, want wij zouden kunnen struikelen tot onze vernietiging.
16. (a) Waaruit zal de volledige priesterschap bestaan? (b) Welke betere dingen zullen daardoor tot stand gebracht worden?
16 Het is derhalve zoals de apostel Paulus zo treffend beredeneert: „Want aangezien het priesterschap wordt veranderd, komt er noodzakelijkerwijs ook een verandering van de wet.” (Hebr. 7:12) Jezus was het hoofd van een nieuwe priesterschap en zijn volgelingen, samengesteld uit de apostelen en anderen die hij tijdens de afgelopen negentienhonderd jaren heeft uitgekozen en van wie het gezamenlijke aantal 144.000 is onder hun ene hoofd Christus Jezus, vormen een nieuwe priesterschap en dienen in verband met een nieuw verbond. Door Gods onverdiende goedheid heeft hij een nieuw samenstel van dingen voortgebracht, in de plaats van het vroegere joodse samenstel van dingen met zijn onvolmaakte priesterschap en dieroffers. Het nieuwe samenstel van dingen, gebaseerd op Christus’ eigen slachtoffer, is werkzaam onder het nieuwe verbond. Dit slachtoffer maakt de vergeving van de zonden der mensheid mogelijk.
17. (a) Waarom bestaat er geen noodzaak voor herhaalde offers, zoals die van dieren of de mis? (b) Waar bevindt Jezus zich als de Melchizedekiaanse Hogepriester? (c) Wat heeft hij voor de mensheid in petto, en wanneer zal de nieuwe priesterschap de voordelen van Jezus’ offer aan de mensheid toedienen?
17 Er bestaat derhalve geen noodzaak voor herhaaldelijke slachtoffers zoals de levitische priesterschap in de afstammingslijn van Aäron gewoon was in de tempel te offeren, noch een herhaald misoffer, zoals wordt gedaan door de priesterschap van de christenheid, doch het ene offer van Christus Jezus is geofferd en thans is er geen sprake van herhaalde offers. Zijn offerandelijke werk daarentegen is verricht en Christus Jezus is in het hemelse Sion geïnstalleerd, daar gelegd als een beproefde steen, een kostbare hoeksteen van een vast fundament, in vervulling van de profetie van Jesaja 28:16. Hij werd negentien eeuwen geleden door het aardse Sion verworpen, doch thans verblijft hij in het geestelijke Sion, het hemelse Sion, en ten gevolge van zijn offer beschikt hij over een overvloedige voorraad brood des levens voor de mensheid, hetwelk hij op het punt staat uit te delen. Zoals Paulus in Hebreeën 9:28 zegt: „Zo werd ook de Christus eens voor altijd geofferd om de zonden van velen te dragen, en de tweede maal dat hij verschijnt, zal het afgescheiden van zonde zijn en aan hen die vurig naar hem uitzien voor hun redding.” In 1918 maakte hij er een begin mee zijn getrouwe gemeente op te wekken om bij hem te zijn. Er zijn er nog enkelen op aarde die het vooruitzicht hebben zich in de nabije toekomst met hem te verenigen. Gedurende de duizendjarige regering van Christus zal zijn gemeente van onderpriesters in de hemelen met hem dienen als koningen en priesters en zij zullen het glorierijke voorrecht hebben de voordelen van Christus’ offer aan de getrouwe mensheid op aarde uit te delen. Het is dus niet tot de een of andere bisschop of zelfs niet tot een Pontifex Maximus, doch tot de Melchizedekiaanse Hogepriester Jezus Christus in het hemelse Sion dat alle mensen die geloof bezitten zich moeten wenden. — Openb. 20:6.
-
-
De aanbidding van de ware God op de eerste plaats stellenDe Wachttoren 1967 | 15 juli
-
-
De aanbidding van de ware God op de eerste plaats stellen
TELKENS weer brengt de Schrift onder onze aandacht hoe dwaas het is de dingen van deze wereld op de eerste plaats te stellen. Neem bijvoorbeeld de man in Jezus’ gelijkenis, die zijn schuren bleef uitbreiden om zijn graan erin op te slaan, onwetend van het feit dat hij plotseling zou sterven en er helemaal niet van zou kunnen genieten. Wij worden ervoor gewaarschuwd dat zij die geld in hun leven op de eerste plaats stellen, van het geloof afdwalen en zich overal met vele pijnen doorboren. En zij die met het oog op het vlees zaaien, worden ervoor gewaarschuwd dat zij uit het vlees verderf zullen oogsten. — Luk. 12:16-21; 1 Tim. 6:9, 10; Gal. 6:7, 8.
Wat dient dus in ons leven nummer één te zijn? De aanbidding van de ware God Jehovah. Deze aanbidding levert een bijdrage tot de belangrijkste strijdvraag in het universum, namelijk de rechtvaardiging van Jehovah’s naam. Dit is de juiste handelwijze die wij moeten volgen, aangezien wij als zijn schepselen, hem onze aanbidding verschuldigd zijn, zoals Jezus aantoonde toen hij weerstand bood aan de derde verleiding van de Duivel, waarin hij Jezus al de koninkrijken van de wereld en hun heerlijkheid aanbood als hij slechts ter aarde zou vallen en Satan zou aanbidden. Hij berispte die verleider door te zeggen: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.” — Matth. 4:10.a
-