-
Gehuwde gelovigen tot vrede en redding geroepenDe Wachttoren 1961 | 15 februari
-
-
41 „Laten huisknechten met de volledige mate van vrees aan hun eigenaar onderworpen zijn, niet alleen aan hen die goed en redelijk zijn, maar ook aan hen die moeilijk zijn te behagen. . . . Indien gij . . ., wanneer gij goeddoet en lijdt, het verduurt, dát is aangenaam bij God. Gij werdt trouwens tot deze loopbaan [van het ten onrechte lijden verduren] geroepen, omdat ook Christus voor u heeft geleden en een model heeft nagelaten, opdat gij nauwkeurig in zijn voetspoor zoudt treden. . . . Desgelijks gij vrouwen, weest onderworpen aan uw echtgenoot [baäl, Hebreeuwse bijbel] opdat, indien enigen het woord niet gehoorzaam zijn, zij zonder woorden door het gedrag van hun vrouw gewonnen mogen worden, omdat zij ooggetuigen zijn geweest van uw eerbare gedrag te zamen met diepe achting [ten opzichte van uw echtgenoot]. Uw versiering besta niet in het uiterlijke vlechten van het haar en in het aandoen van gouden sieraden of het dragen van bovenklederen [door welke uiterlijke versiering mannen die nog niet aan Gods Woord gehoorzaam zijn, niet gewonnen zullen worden], maar [uw versiering] zij de verborgen mens van het hart in de onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest, welke in Gods ogen van grote waarde is. Want zo plachten vroeger eveneens de heilige vrouwen zich te versieren die op God hoopten, terwijl zij zich onderwierpen aan hun echtgenoot, evenals Sara Abraham gehoorzaamde, hem „heer” noemend. Gij [vrouwen] zijt haar kinderen geworden, althans wanneer gij goed blijft doen en niet terugschrikt voor enige oorzaak voor vrees [ten aanzien van uw echtgenoot].” — 1 Petr. 2:18 tot en met 3:6, NW.
-
-
Elkaar verlaten en echtscheiding ter wille van de vredeDe Wachttoren 1961 | 15 februari
-
-
Elkaar verlaten en echtscheiding ter wille van de vrede
1. Wat dient de houding van de gelovige huwelijkspartner te zijn wanneer de ongelovige ondanks alles toch weg wil gaan en gescheiden wil leven?
ER IS een onnoemelijk aantal gevallen bekend van opgedragen, gedoopte gelovigen die de raad van de apostel Paulus hebben opgevolgd en bij hun ongelovige partner zijn gebleven om ten slotte de vreugde te smaken dat hun huwelijkspartner werd ’gered’. Hoe staat het echter met een gelovige die in een poging het huwelijk niet te doen uiteenvallen, met behulp van Gods geest vervolging en tegenstand verduurt, maar waarbij de ongelovige partner de toestand zo toch onaanvaardbaar vindt en de gelovige ten slotte verlaat, door hetzij onafhankelijk ergens anders te gaan wonen hetzij echtscheiding of scheiding van tafel en bed te verkrijgen? Paulus heeft ten antwoord: „Indien de ongelovige er echter toe overgaat heen te gaan, laat hem heengaan; een broeder of zuster is onder zulke omstandigheden niet in dienstbaarheid, maar God heeft u tot vrede geroepen.” — 1 Kor. 7:15, NW.
2. Is er, wanneer men elkaar verlaat, een schriftuurlijke basis voor echtscheiding, waardoor men met een ander kan hertrouwen?
2 In het belang van zijn eigen christelijke vrede mag de gelovige de ongelovige huwelijkspartner laten weggaan om ergens anders te gaan wonen. De ongelovige die de gelovige heeft verlaten, mag evenmin hertrouwen als de christelijke gelovige die is verlaten: „Maar indien zij werkelijk zou heengaan, zij blijve ongetrouwd of anders verzoene zij zich weer met haar man” (1 Kor. 7:11, NW). De verlaten gelovige bezit geen schriftuurlijke gronden om — dat wil zeggen, louter op grond van het feit dat hij of zij in de steek is gelaten of wegens een onverenigbaar verschil van religie — wettelijke echtscheiding te verkrijgen. Zou er dus een echtscheiding worden verkregen, dan zou hij of zij nog niet de schriftuurlijke vrijheid bezitten zich van de onbevredigende wettelijk ongehuwde staat te ontdoen door te hertrouwen. Jezus Christus zelf verklaarde met de volgende woorden dat dit niet het geval was:
3. Wat zei Jezus in dit verband in Matthéüs 19:3-9?
3 „En Farizeeën gingen naar hem toe, erop belust zijnde hem te verzoeken en zeggende: ’Is het wettig wanneer een man zich op allerlei gronden van zijn vrouw laat scheiden?’ Hij gaf ten antwoord: ’Hebt gij niet gelezen dat hij die hen in het begin heeft geschapen, hen man en vrouw heeft gemaakt en zeide: „Om deze reden zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw trouw blijven, en de twee zullen één vlees zijn”? zodat zij niet meer twee, maar één vlees zijn. Wat God daarom onder één juk heeft samengevoegd, brenge geen enkel mens vaneen.’ Zij zeiden tot hem: ’Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven een wegzendingscertificaat te geven en zich van haar te laten scheiden?’ Hij zeide tot hen: ’Mozes heeft u, uw hardvochtigheid in aanmerking genomen hebbende, de concessie gedaan u van uw vrouw te laten scheiden, maar dit is niet van het begin af zo geweest. Ik zeg u, dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden behalve op grond van hoererij en een ander trouwt, overspel pleegt.’” — Matth. 19:3-9, NW; zie ook Deuteronomium 24:1-4.
-