-
Het scheppen van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!
-
-
13. Waar zien Jehovah’s christelijke getuigen thans reikhalzend naar uit?
13 Jehovah’s christelijke getuigen houden thans niet alleen ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachten’, waarop de symbolische „hemelen”, „elementen” en „aarde en de werken daarop” ontbonden, dat wil zeggen vernietigd worden, maar zij zien ook in geloof reikhalzend uit naar datgene wat onmiddellijk na deze „dag”, waarop het huidige samenstel van dingen wordt ontbonden en Satan en zijn demonenengelen in de afgrond worden geworpen, zal volgen. Evenals de apostel Petrus, zeggen ook zij: „Maar er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.” — 2 Petrus 3:13.
14. Hoe stemt de vervulling van die door Petrus opgetekende belofte met de vervulling van Nebukadnezars droom overeen?
14 Wanneer de belofte dat er „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” zullen zijn, wordt verwezenlijkt, zal het laatste deel van Nebukadnezars profetische droom in vervulling gaan, namelijk: „En wat de steen aangaat die het beeld trof, hij werd tot een grote berg en vulde de gehele aarde” (Daniël 2:35). Aldus wordt het hemelse Messiaanse koninkrijk afgebeeld als een berg op aarde, die ’de gehele aarde vult’.
15, 16. In welk opzicht zijn de nieuwe hemelen en een nieuwe aarde „overeenkomstig zijn belofte”, dat wil zeggen Jehovah’s belofte?
15 De apostel Petrus zegt dat de verwachte „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” „overeenkomstig zijn belofte” zijn, de belofte van Jehovah, over wie Petrus in het voorgaande vers had gesproken. Een soortgelijke belofte, waarin de door Petrus gebruikte uitdrukking specifiek wordt aangetroffen, is in Jesaja 65:17, 18 en 66:22 te vinden. Daar staat onder goddelijke inspiratie geschreven:
16 „Want ziet, ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen. Maar verheugt u uitbundig en weest blij voor eeuwig over wat ik schep. Want ziet, ik schep Jeruzalem een reden tot blijdschap en haar volk een reden tot uitbundige vreugde.” „’Want net zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die ik maak, voor mijn aangezicht bestaan’, is de uitspraak van Jehovah, ’zo zal het nageslacht van ulieden en de naam van ulieden blijven bestaan’.”
17. Waar en wanneer had die profetie van Jesaja een vervulling in het klein?
17 Deze profetie van Jesaja, die omstreeks 732 v.G.T. werd opgetekend en door de apostel Petrus op de toekomstige tijd werd toegepast, had twee eeuwen nadat Jesaja de profetie had geuit, een miniatuurvervulling of vervulling in het klein. Ze ging in vervulling toen in 537 v.G.T. de zeventig jaar, waarin het land Juda en de stad Jeruzalem woest lagen en sabbatsrust hielden, voorbij waren en een getrouw overblijfsel van verbannen joden uit Babylon naar hun door God geschonken land terugkeerde. Jeruzalem werd herbouwd en de tempel werd in het jaar 515 v.G.T., op de derde dag van de maand Adar, voltooid (Ezra 6:13-22). In het jaar 455 v.G.T. werden onder stadhouder Nehemía de muren van Jeruzalem herbouwd, en dit was aanleiding tot een vreugdevolle viering (Nehemía 6:15). Mettertijd werd Jeruzalem weer een wereldberoemde stad. — Daniël 9:24, 25.
-
-
Het scheppen van „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”’s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!
-
-
19. (a) Wat was destijds de „nieuwe aarde”? (b) Werd de profetie destijds in het weer bevolkte land Juda volledig vervuld?
19 Deze typologische „nieuwe hemelen”, dat wil zeggen deze over het weer bevolkte land Juda aangestelde regering, hadden een „nieuwe aarde” onder zich staan. Die „nieuwe aarde” was het gereinigde, herstelde joodse overblijfsel, dat Babylon had verlaten en Jeruzalem en zijn heilige tempel had herbouwd, door middel waarvan Jehovah weer op reine wijze en in overeenstemming met Zijn verbond krachtens de Mozaïsche Wet aanbeden kon worden (Jesaja 66:8). Daar deze profetie destijds slechts op typologische wijze of slechts in het klein werd vervuld, ging ook de profetie over de omstandigheden die onder de „nieuwe hemelen” en op de „nieuwe aarde” zullen bestaan, slechts in beperkte mate in vervulling: „’Zij zullen geen kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg’, heeft Jehovah gezegd” (Jesaja 65:19-25). De in Jesaja 66:22 genoemde „nieuwe hemelen” en de „nieuwe aarde” zijn in de vervulling in het groot de „nieuwe hemelen” en de „nieuwe aarde” die eeuwig voor het aangezicht van Jehovah God zullen bestaan.
20, 21. (a) Wat zijn de „nieuwe hemelen” die wij overeenkomstig Gods belofte verwachten? (b) Op welke wijze wordt het Messiaanse koninkrijk, zoals door Daniël werd voorzegd, ’tot een grote berg die de gehele aarde vult’?
20 De „nieuwe hemelen” die Jehovah’s christelijke getuigen overeenkomstig Zijn belofte sedert lang verwachten, worden dus verwezenlijkt in het Messiaanse koninkrijk van God onder de Blijvende Erfgenaam van koning David. Daar dit koninkrijk de koninklijke „steen” is die alle aardse koningen en hun regeringen in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon verbrijzelt, blijft er geen menselijke politieke heerschappij op onze aardbol over. Derhalve moet dat met een steen te vergelijken koninkrijk van de Messías als een grote berg worden die de gehele aarde vult en bedekt. Betekent dit dat Christus hier op aarde het Israëlitische koninkrijk van David weer zal herstellen? Neen! Op de gehele aarde zal geen aardse manifestatie van het koninkrijk van David zijn. Jezus Christus, Davids Blijvende Erfgenaam, zal niet als mens, zichtbaar, in een zekere stad Jeruzalem in het Midden-Oosten regeren.
21 Zijn regeringszetel zal de „stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem”, zijn (Hebreeën 12:22; Openbaring 14:1). Zijn met een berg te vergelijken regering vervangt alle menselijke politieke regeringen, die de symbolische „hemelen” van het oude samenstel van dingen gevormd hebben (Jesaja 34:3-5). Aldus zullen er nieuwe „hemelen”, dat wil zeggen een nieuwe regering, zijn, maar deze regering zal zich in het onzichtbare, geestelijke rijk, in de hemel, bevinden.
22, 23. (a) Hoe zal Jezus Christus de invloed van Satan, die over de regerings-„hemelen” van dit samenstel van dingen heeft geheerst, elimineren? (b) Waarom is de belofte van „nieuwe hemelen” vooral kostbaar voor degenen die met de geest gezalfde christenen zijn? (c) Wat is onder de in Openbaring 21:1-4 genoemde „vroegere hemel”, de „vroegere aarde” en de „zee” te verstaan, en waardoor worden ze vervangen?
22 Satan de Duivel is de onzichtbare „heerser” die de regerings-„hemelen” van het huidige samenstel van dingen op aarde beheerst. Het verwoestende „vuur” van de „dag van Jehovah” zal deze regerings-„hemelen” ontbinden, ofte wel vernietigen, zodat Satan de Duivel het dan zonder die „hemelen” moet stellen die hij duizenden jaren lang heeft beheerst (Openbaring 13:1, 2; 19:19-21). Over de „nieuwe hemelen” zal hij beslist niet heersen. Zijn onzichtbare heerschappij over de aarde zal vervangen worden door de onzichtbare, bovenmenselijke heerschappij van Jezus Christus, de Blijvende Erfgenaam van David, die als een onsterfelijke, onverderfelijke geest uit de doden werd opgewekt en veel machtiger is dan Satan de Duivel en als zijn demonenengelen. Satan en zijn engelen zullen uit de omgeving van de aarde, waarheen zij verbannen waren, verwijderd en in de afgrond opgesloten worden, van waaruit zij geen macht kunnen uitoefenen over de „hemelen” die dan de aarde zullen regeren (Openbaring 20:1 tot 3). Daar Jezus Christus nu een hemelse, geestelijke Koning is, zullen zijn „nieuwe hemelen” in een zeer letterlijke zin van het woord hemelen zijn. Er zullen geen andere regeringshemelen zijn. De apostel Petrus en andere gezalfde, door de geest verwekte christenen konden de oprichting van die beloofde „nieuwe hemelen” vurig verwachten. Waarom? Omdat zij de ’kostbare en zeer grootse belofte’ van God hebben dat zij, indien zij tot de dood getrouw blijven, met Jezus Christus tot die „nieuwe hemelen” zullen behoren. Zij zijn erfgenamen van God en medeërfgenamen met Jezus Christus (2 Petrus 1:4; Romeinen 8:16, 17). De gehele gemeente van deze christenen zal de „bruid” van de Koning Jezus Christus vormen. Meer dan acht eeuwen nadat God bij monde van Jesaja de profetie over de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” had geuit, deed hij dan ook een verdere belofte aangaande zulke heerlijke dingen bij monde van de apostel Johannes, die schreef:
23 „En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de vroegere hemel [de politieke regeringen, alsook Satan en zijn demonenengelen] en de vroegere aarde [de goddeloze mensenmaatschappij] waren voorbijgegaan, en de zee [de rusteloze, opgezweepte mensenmassa] is niet meer. Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is. Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’ . . . Hij sprak met mij en zei: ’Kom hier, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, tonen.’ Hij dan voerde mij in de kracht van de geest weg naar een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad Jeruzalem, terwijl ze van God uit de hemel neerdaalde.” — Openbaring 21:1-4, 9, 10.
EEN RECHTVAARDIGE „NIEUWE AARDE”
24. Wat zullen de leden van de „grote schare” in verband met de „nieuwe aarde” zijn, en onder welke gunstige omstandigheden zullen zij aan het werk kunnen gaan?
24 Ook de „grote schare”, die het vooruitzicht heeft de „grote verdrukking” te overleven, verwacht vurig de „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”. Deze „nieuwe aarde” zal de nieuwe mensenmaatschappij zijn, die onder de „nieuwe hemelen” zal leven (Openbaring 7:9-14). Evenals Noach en zijn gezin de wereldomvattende vloed overleefden en de kern van de nieuwe mensenmaatschappij op aarde vormden, zullen de leden van de „grote schare” de naderbij komende „grote verdrukking” overleven en de vaste kern van de nieuwe mensenmaatschappij, de symbolische „nieuwe aarde”, vormen. Aanvankelijk zal slechts het geestelijke paradijs bestaan, dat met hen de „grote verdrukking” overleeft, maar dan zullen zij ermee beginnen de letterlijke aarde alom tot een paradijs te maken. De mensen en de dieren — de in het wild levende dieren en de huisdieren — zullen in vrede met elkaar leven.
25. Hoe zal de situatie dan veel gunstiger zijn dan in het geval van de herstelde Israëlieten, ten aanzien van wie Jesaja’s profetie in het klein werd vervuld?
25 Het zal een weergaloos voorrecht zijn onder de rechtvaardige „nieuwe hemelen” op de gereinigde aarde, die niet meer vervuild zal worden, te mogen leven. Het zal veel geweldiger zijn dan datgene wat de herstelde Israëlieten in de Perzische provincie Juda ondervonden toen de profetie van Jesaja ten aanzien van hen in het klein werd vervuld. O sta er toch eens bij stil op aarde te leven wanneer de „vroegere dingen” zijn voorbijgegaan, wanneer de dood niet meer zal zijn, wanneer niemand meer over gestorvenen zal rouwen en er geen geschreeuw en geen hartepijn meer zal zijn!
26. Wat zal Jehovah dan zelfs voor de doden doen?
26 Onder de regering van de Eeuwige Vader, Jezus Christus, en zijn Koninkrijksmedeërfgenamen, zullen de leden van de „grote schare” op weg zijn naar eindeloos leven in een wereldomvattend paradijs van schoonheid, overvloed, geluk en vrede. Niemand zal over gestorven geliefden hoeven te rouwen, want Jehovah God, de Almachtige, zal door middel van de „nieuwe hemelen” de menselijke doden opwekken, voor wie Jezus Christus zijn leven geofferd heeft (Johannes 11:25, 26; 5:28, 29; Handelingen 24:15; Openbaring 20:11-14). Deze uit de doden opgewekte personen, tot wie ook de mannen en vrouwen des geloofs van Abel tot Johannes de Doper behoren, zullen de gelegenheid hebben een deel van die „nieuwe aarde” te worden.
-