-
Het „eeuwige voornemen” zegeviertGods „eeuwige voornemen” zegeviert thans tot ’s mensen welzijn
-
-
En een van de oudere personen nam het woord en zei tot mij: ’Wie zijn dezen die in de lange witte gewaden zijn gehuld, en waar zijn zij vandaan gekomen?’ Daarop zei ik onmiddellijk tot hem: ’Mijn heer, gíj weet het.’ En hij zei tot mij: ’Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij voor de troon van God, en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel, en hij die op de troon is gezeten, zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen geen honger of dorst meer lijden, ook zal de zon hen niet fel beschijnen noch enige verschroeiende hitte hen treffen, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.’” — Openbaring 7:9, 10, 13-17.
-
-
Het „eeuwige voornemen” zegeviertGods „eeuwige voornemen” zegeviert thans tot ’s mensen welzijn
-
-
35. (a) Waar in Gods „tempel” dienen zij hem voortdurend, en waarom? (b) Hoe geven zij blijk van loyaliteit jegens Gods Hogepriester, en hoe beeldde Jezus hen in een gelijkenis af?
35 Zij erkennen alleen de Soevereine Heer Jehovah als hun God. Dit verklaart waarom zij „dag en nacht heilige dienst voor hem [verrichten] in zijn tempel”, dat wil zeggen in de aardse voorhoven van zijn geestelijke tempel, waarvan het Allerheiligste zich in de heilige hemel bevindt (Hebreeën 9:24). Derhalve staat de „grote schare” thans in contact met het overblijfsel van de 144.000 geestelijke Israëlieten, die de door het nieuwe verbond voortgebrachte, toekomstige koninklijke priesters zullen zijn. De leden van de „grote schare” tonen dat zij loyaal jegens de koninklijke Hogepriester Jezus Christus zijn doordat zij loyaal zijn jegens zijn geestelijke broeders, die nog op aarde vertoeven. Zij doen Christus’ geestelijke broeders zoveel goed als zij maar kunnen, ja zij nemen zelfs met hen deel aan de wereldomvattende prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk”. Deze loyale personen zijn de klasse der „schapen”, over wie Jezus in zijn gelijkenis zei:
-