-
Hoe bezie je materiële bezittingen?De Wachttoren 1973 | 1 juni
-
-
Niet dat wij helemaal zonder bezittingen dienen te zijn. Wij willen ons leven er echter niet door laten leiden. En wij dienen onderscheid te kunnen maken tussen bezittingen die werkelijk tot echt geluk zullen bijdragen en bezittingen die ons wel eens zouden kunnen verhinderen dat doel te bereiken.
Wat voor bezittingen je dus ook hebt, stel je ten doel ze tot nut van anderen te gebruiken en vooral ’Jehovah met je waardevolle dingen te eren’ (Spr. 3:9). Want „waardevolle dingen zullen niet baten op de dag der verbolgenheid, maar rechtváárdigheid zal van de dood bevrijden”. — Spr. 11:4.
-
-
Werk samen met de raadgevers van de Nieuwe-OrdeningmaatschappijDe Wachttoren 1973 | 1 juni
-
-
Werk samen met de raadgevers van de Nieuwe-Ordeningmaatschappij
Wat is de Nieuwe-Ordeningmaatschappij?
De „Nieuwe Ordening” heeft betrekking op het nieuwe samenstel van dingen dat zal volgen op het einde van het huidige goddeloze samenstel van dingen nadat Satan in de afgrond is geworpen. Dit nieuwe samenstel van dingen bestaat uit „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”. De Nieuwe-Ordeningmaatschappij wordt gevormd door die groep van mannen en vrouwen in deze tijd die overeenkomstig de beginselen van die nieuwe ordening leven en die de hoop koesteren deze te mogen binnengaan en er voor eeuwig in te leven. Deze beginselen en die hoop zijn gebaseerd op Gods Woord, de Heilige Schrift. — Jes. 65:17; 2 Petr. 3:13; Openb. 21:4.
Wie zijn de „raadgevers” van de Nieuwe-Ordeningmaatschappij?
De „raadgevers” van de Nieuwe-Ordeningmaatschappij zijn de opzieners in de diverse gemeenten van de christelijke getuigen van Jehovah die aangesteld zijn om leiding te geven. Bovendien rust op hen de verplichting Jehovah’s organisatie rein te houden. Zulke „raadgevers” ontvangen hun positie van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-organisatie, die door Jezus over al zijn bezittingen aangesteld werd (Matth. 24:45-47). Deze raadgevers zijn rijpe mannen die in de loop der jaren hun getrouwheid hebben bewezen, die rechtvaardigheid en barmhartigheid liefhebben en die derhalve bekwaam zijn om over de leerstellige en morele zuiverheid, alsook over het harmonisch functioneren van de gemeente, te waken.
De voorziening van raadgevers is geen nieuwigheid van deze tijd. In de dagen van de vroege christelijke gemeente bestond een soortgelijke regeling. De twaalf apostelen en bepaalde andere oudere mannen dienden als raadgevers en rechters. Zij gaven raad door middel van mondeling onderricht en acht van hen hadden een aandeel aan het verschaffen van de geïnspireerde raad die in de christelijke Griekse Geschriften wordt aangetroffen. Daarnaast dienden zijn tevens als rechters om de organisatie vrij te houden van seksuele en andere vormen van immoraliteit en van afval. Het verslag geeft te kennen dat in het bijzonder de apostelen Paulus en Petrus in deze hoedanigheid dienst verrichtten, zoals uit Handelingen 5:1-11 en 1 Korinthiërs 5:1-13 blijkt.
De aanwezigheid van deze „raadgevers” in zowel de vroege christelijke gemeente als in de huidige tijd werd door Jehovah’s profeet Jesaja voorzegd: „En ik wil weer rechters voor u terugbrengen zoals eerst, en raadslieden voor u zoals in het begin. Hierna zult gij worden genoemd: Stad der Rechtvaardigheid, Getrouwe Stad.” — Jes. 1:26.
Hoe kunnen de leden van een christelijke gemeente met hun „raadgevers”, hun lichaam van ouderlingen, samenwerken?
Zij kunnen dit doen door de beginselen, wetten en raadgevingen die deze mannen uit Gods Woord onderwijzen, ter harte te nemen en in hun eigen leven toe te passen. Soms kan dergelijke raad in de vorm van een terechtwijzing, waarschuwing of door middel van streng onderricht worden gegeven. Natuurlijk is het ontvangen van streng onderricht, zoals de apostel Paulus in Hebreeën 12:11 aantoont, niet iets aangenaams. Maar indien een christen die terechtgewezen wordt, erkent van wie de raad of het strenge onderricht in werkelijkheid afkomstig is, zal dit hem helpen iedere barrière van trots die hij misschien geneigd zou zijn op te werpen, te overwinnen. Zonder een dergelijke barrière kan men werkelijk voordeel trekken van het strenge onderricht dat toegediend wordt.
De leden van een christelijke gemeente werken ook met hun „raadgevers” samen wanneer zij hun medechristenen aanmoedigen raad te aanvaarden. Dit kan in het bijzonder gedaan worden wanneer er moeilijkheden rijzen doordat sommigen niet
-