-
Aanvaard volledig de uitdaging van Jehovah’s dienstDe Wachttoren 1972 | 1 mei
-
-
Aanvaard volledig de uitdaging van Jehovah’s dienst
„’Ik [heb] mijn aangezicht slechts een ogenblik voor u verborgen, maar met liefderijke goedheid tot onbepaalde tijd wil ik u barmhartig zijn’, heeft uw Verlosser, Jehovah, gezegd.” — Jes. 54:8.
1, 2. Welke gebeurtenissen in het oude Bethlehem leidden tot een uitdaging die verstrekkende gevolgen zou hebben?
DE DAGERAAD brak aan in Bethlehem. Er kon reeds vaag enige beweging in de straten worden waargenomen daar het schemerige licht van de nieuwe dag enkele schimachtige gedaanten in de straten te zien gaf die zich haastten om de een of andere vroege morgentaak te verrichten. De gracieuze gestalte van een jonge vrouw nadert de stad en steekt met lichte schreden vlug de open ruimte bij de ingang van de poort over. Er ligt blijdschap op haar gelaat, en ondanks de bundel die zij in haar omslagdoek gewikkeld draagt, loopt zij met veerkrachtige tred. Zij wijkt ter zijde en betreedt een bescheiden woning waar zij door een veel oudere vrouw kort wordt begroet; dan zetten beiden zich afwachtend neer, de jongere vrouw vol verwachting voor de toekomst, de oudere vrouw in de hoop op vervulling van een heel haar leven gekoesterd verlangen.
2 De gedachten van beide vrouwen gaan uit naar de stadspoort en de gebeurtenissen die gaan plaatsvinden als de eerste stralen van de opgaande zon het op een heuvelrug in het hoogland gelegen stadje beschijnen. Er bewegen zich nu meer mensen door de straten. De zon klimt hoger. Hoewel het nog maar net zomer is, is de zes maanden durende droge tijd dit jaar extra vroeg begonnen en zelfs op dit vroege uur van de dag begint de zon haar warmte al te doen voelen. Nu zijn er overal mensen en op de open ruimte voor de stadspoort is het een en al bedrijvigheid. Aan de ingang van de stadspoort zit echter een oudere man alleen. Zijn houding en kleding geven te kennen dat hij een bemiddeld man is en een zeker aanzien in zijn omgeving geniet. Hij ziet er deze morgen ernstig uit als zijn ogen elk nieuwe gezicht opnemen dat op het plein verschijnt. Het is duidelijk dat hij naar iemand uitkijkt. Plotseling roept hij uit: „Wijk toch ter zijde, ga toch hier zitten, Zo-en-zo.” Een andere man van rijpe leeftijd keert zich om en zet zich naast de eerste neer. Met deze begroeting en reactie zouden zich gebeurtenissen gaan afspelen die niet alleen het leven van de twee geduldig wachtende vrouwen in de kleine woning in Bethlehem zouden veranderen, maar ook dat van velen in komende geslachten. Er zou tot Zo-en-zo een uitdaging worden gericht die verstrekkende gevolgen zou hebben, zelfs tot in onze tijd.
3. Wie waren de voornaamste personen in het drama van Naomi en Ruth, en welke vragen in verband met hun familiebetrekkingen moeten opgelost worden?
3 De naam van de jonge vrouw die op deze betekenisvolle dag de stad binnenging, was Ruth en de oudere vrouw die haar bij het binnentreden van het huis begroette, was haar schoonmoeder, Naomi, de weduwe van Elimélech. Ruth was geen jodin van geboorte, maar Naomi wel. Ruth was een Moabitische. Hoe kwam het echter dat zij de schoondochter van Naomi was en in Bethlehem woonde, zo ver weg van haar eigen land en volk? In welke relatie stond zij tot Boaz, de oudere man die er zo op gebrand was een aangelegenheid met Zo-en-zo te bespreken? En wat was deze aangelegenheid die zo belangrijk was dat ze een uitdaging vormde welke van invloed kon zijn op ons leven in deze tijd, meer dan dertig eeuwen later?
4. Wie of wat beelden de voornaamste personen af?
4 Het drama dat zich in het toenmalige Israël ging afspelen en dat staat opgetekend in het boek Ruth, was profetisch voor gebeurtenissen in deze tijd, die net zo’n uitdaging vormen en net zulke verstrekkende gevolgen hebben als die gebeurtenissen destijds (1 Kor. 10:11; Rom. 15:4). En ook alle personen die een rol speelden in het drama uit de oudheid, zijn een afschaduwing. Elimélechs naam betekent „God is koning”. Hij beeldt dan ook de Heer Jezus Christus af. Dit is ook het geval met Boaz, een nauwe verwant van Naomi, wiens naam waarschijnlijk „in sterkte” betekent. Naomi, wier naam „mijn welbehagen” betekent, moet dan logischerwijs degenen afbeelden die aan Jezus ten huwelijk zijn beloofd, die zijn bruid zijn, in het bijzonder degenen die in deze „tijd van het einde”, waarin het drama zijn opmerkelijke vervulling heeft, op aarde zijn. Ruth, wier naam misschien „vriendschap” betekent, werd de schoondochter van Naomi en kwam aldus in aanmerking nageslacht voor Naomi voort te brengen. Ook zij moet dus degenen afbeelden die tot de bruid van Christus behoren, maar vanuit een enigszins ander gezichtspunt en onder andere omstandigheden. Wie wordt dan afgebeeld door „Zo-en-zo”, die eveneens een nauwe verwant van Naomi was? Wij zullen het aan de gebeurtenissen die zich in deze tijd afspelen overlaten deze identificatie duidelijk te maken.
EEN VERLATEN VROUW
5. (a) Wat gebeurde er in Naomi’s tijd in Bethlehem, en wat deed Elimélech, haar man, dientengevolge? (b) Wat beeldt dit in de hedendaagse vervulling af?
5 Wij keren nu terug naar de tijd toen het gelukkige gezin van Elimélech nog intact was en hij met zijn vrouw Naomi en hun twee zoons Machlon en Chiljon in het gebied van Juda, in Bethlehem of Efratha woonde. Bethlehem betekent „huis des broods”, terwijl Efratha „vruchtbaarheid” betekent. Beide namen staan in verband met overvloed, een plaats waar geen gebrek aan voedsel of geen hongersnood heerst. In deze dertiende eeuw vóór onze gewone tijdrekening worden Bethlehem en het hele gebied van de stam Juda echter wel door hongersnood, door gebrek aan voedsel, getroffen, hetgeen de schaarste afbeeldt die Jehovah’s organisatie gedurende de Eerste Wereldoorlog in geestelijk opzicht trof. Of nog andere inwoners de stad verlieten of niet, Elimélech vertrekt met zijn gezin. Hij steekt de rivier de Jordaan over en vestigt zich in het land of veld van Moab, om daar tijdelijk als inwonende vreemdeling te blijven, evenals Jehovah’s dienstknechten in deze tijd tijdelijke inwoners in Satans samenstel van dingen zijn (Joh. 17:16; 1 Joh. 5:19). Hierdoor laat Elimélech een erfelijke bezitting in zijn land achter. — Ruth 1:1, 2.
6. Wat gebeurde er in Moab met Naomi’s verwanten?
6 Na verloop van tijd sterft de bejaarde Elimélech en laat Naomi als weduwe achter. Naomi acht het dan raadzaam haar beide zoons in het land Moab uit te huwelijken, en Machlon, klaarblijkelijk de oudste, huwt Ruth, de Moabitische, terwijl Chiljon Orpa, eveneens een Moabitische, huwt. Ten slotte sterven echter ook Machlon en Chiljon, waardoor Naomi, hun moeder, en hun vrouwen Ruth en Orpa als weduwen achterblijven (Ruth 1:3-5). Zij zijn kinderloze weduwen die Naomi geen nageslacht hebben gegeven. Daar Naomi te oud is om zelf nog kinderen ter wereld te brengen treft de smaad haar het zwaarst. De dood van Machlon (hetgeen „ziekelijk, sukkelend”) en Chiljon (hetgeen „broosheid, teerheid” betekent) beeldt de geestelijke dood af van enkelen die in deze moeilijke periode met Gods organisatie verbonden waren. Het was een tijd van grote droefheid voor Jehovah’s volk.
7. Hoe beschouwde Naomi haar toestand, en welke situatie profeteerde Jesaja eeuwen later?
7 Naomi beschouwde zichzelf als een verlaten vrouw, als een vrouw zonder kinderen of het vermogen kinderen voort te brengen. Zij was als „een vrouw . . . die geheel verlaten en bedroefd van geest was, en als een vrouw uit de jeugdtijd die toen verworpen werd”. In de tijd dat de vrucht van de schoot als een zegen van Jehovah en onvruchtbaarheid als een vloek kon worden beschouwd, voelde Naomi zich gerechtvaardigd te zeggen: „Het [is] Jehovah . . . die mij heeft vernederd” (Ruth 1:21). Eeuwen later werd de profeet Jesaja ertoe geïnspireerd over een soortgelijke vernedering te schrijven, in dit geval als een rechtstreeks gevolg van Jehovah’s misnoegen. Om ten volle de uitdaging waar Naomi zich tegenover geplaatst zag, te begrijpen, moeten wij Jesaja’s profetie en de toepassing op gebeurtenissen die als vervulling daarvan in deze tijd hebben plaatsgevonden, begrijpen: „’Want Jehovah heeft u geroepen alsof gij een vrouw waart die geheel verlaten en bedroefd van geest was, en als een vrouw uit de jeugdtijd die toen verworpen werd’, heeft uw God gezegd. ’Voor een klein ogenblik heb ik u geheel verlaten, maar met grote barmhartigheden zal ik u bijeenbrengen. In een vloed van verontwaardiging heb ik mijn aangezicht slechts een ogenblik voor u verborgen, maar met liefderijke goedheid tot onbepaalde tijd wil ik u barmhartig zijn’, heeft uw Verlosser, Jehovah, gezegd.” — Jes. 54:6-8.
JEHOVAH, EEN ECHTGENOOT-EIGENAAR
8, 9. (a) Tot wie zijn de woorden van Jesaja 54:6-8 gericht, en hoe blijkt dit uit de context van de profetie? (b) Welke groep is daarin opgenomen die ook door Naomi wordt afgebeeld?
8 Deze profetie zou erop wijzen dat Jehovah, de God van heel de schepping, een vrouw heeft. Kan dit? Ja, symbolische gesproken wel. In Jesaja 54:5 wordt er tot haar gezegd: „Want uw voortreffelijke Maker is uw echtgenoot-eigenaar, Jehovah der legerscharen is zijn naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser.” Deze woorden worden niet gericht tot Naomi, die in Jesaja’s tijd reeds vijf eeuwen dood was, noch tot de een of andere letterlijke vrouw, maar tot een organisatie, het hemelse Sion, Gods universele organisatie van geestelijke zonen in de hemel. Deze geestelijke zonen van Gods universele organisatie zijn in de afgelopen negentienhonderd jaar niet beperkt geweest tot de onzichtbare geestelijke engelen in de hemel die nog altijd heilig en loyaal jegens Jehovah God zijn. Deze universele organisatie van Jehovah heeft door de geest verwekte zonen van God op aarde in zich opgenomen, die ten slotte 144.000 in aantal zullen zijn (Openb. 14:1). Dezen zijn allen volgelingen van de voornaamste persoon in Gods universele organisatie, namelijk de Heer Jezus Christus.
9 Deze 144.000 volgelingen van Jezus Christus zullen in de hemel met hem in het huwelijk treden en zijn dientengevolge de aanstaande bruid van Christus, „de bruid, de vrouw van het Lam”, zoals zij in Openbaring 21:9 worden genoemd. De leden van deze bruidsklasse zijn in de loop van de achter ons liggende negentienhonderd jaren uitgekozen. Om deze reden kan er thans op zijn hoogst nog een overblijfsel van hen op aarde zijn. Degenen die de Eerste Wereldoorlog hebben overleefd en zich vóór het jaar 1919 van onze twintigste eeuw aan God hebben opgedragen en vervolgens werden gedoopt, worden in het drama door Naomi afgebeeld. Hoe zijn zij dan in de toestand geraakt waarin Naomi in het land Moab verkeerde, kinderloos en verlaten?
10. Welke onderlinge verhouding bestaat er tussen het overblijfsel en Gods universele organisatie, en in welke periode „stierf” de Grotere Elimélech ten opzichte van de Naomi-klasse?
10 Om dit facet van het drama van Naomi en Ruth te begrijpen, is het noodzakelijk nog een ander facet te begrijpen van de verhouding waarin het overblijfsel op aarde tot de andere leden van Gods universele organisatie, de leden in de hemel, staat. Aangezien degenen die tot het overblijfsel behoren leden van Gods universele organisatie zijn, raakt alles wat het overblijfsel van de bruid overkomt, die, hoewel nog steeds in het vlees, geestelijke zonen van God zijn, eveneens Gods vrouw, het hemelse Sion ofte wel de universele organisatie. Dit wordt heel duidelijk als wij de profetie van Jesaja 54:6-8 in het licht van de gebeurtenissen beschouwen die zich tijdens de Eerste Wereldoorlog rondom de activiteiten van de Naomi-klasse afspeelden. Het was namelijk in deze periode, van 1918 tot in 1919, dat de Grotere Elimélech „stierf” ten aanzien van de Naomi-klasse, die verlaten werd, alsof ze geen echtgenoot-eigenaar had. Het was een vernederende ervaring toen Jehovah, de echtgenoot van die universele organisatie, zijn vrouw, die door de gezalfde leden hier op aarde werd vertegenwoordigd, als een vervulling van Jesaja 54:6-8 verwierp.
JEHOVAH IS MISNOEGD OVER ZIJN VROUW
11. Wanneer en om welke reden schepte Jehovah geen behagen in het overblijfsel, en hoe trad dit aan het licht en trof het de gehele universele organisatie?
11 Merk op hoe Jehovah in Jesaja’s profetie zijn vrouw beschrijft als verlaten en bedroefd van geest, voor wie hij zijn aangezicht heeft verborgen. Dit duidt op een periode waarin hij misnoegd over haar is. In 54 het elfde vers richt hij zich daarom als volgt tot haar: „O gekwelde vrouw, door stormen heen en weer geslingerd, ongetroost.” Het Naomi-overblijfsel kwam in zulk een toestand — in het bijzonder in het jaar 1918 — toen het in zekere zin uit Jehovah’s geest was verbannen. In dat jaar kwam Jehovah God plotseling tot zijn tempel, vergezeld van de boodschapper van het verbond, de Heer Jezus Christus. Hij onderzocht het overblijfsel hier op aarde en was misnoegd over hen (Mal. 3:1, 2). Een tijdlang aanvaardden zij niet volledig Jehovah’s Koninkrijksdienst die voor hen was opengesteld. Zij waren ten gevolge van mensenvrees terughoudend en hielden zich niet strikt „onbevlekt van de wereld” (Jak. 1:27). Jehovah liet hen daarom in slavernij aan Babylon de Grote en haar politieke bondgenoten gaan. Zij hadden in die tijd veel vervolging te verduren en werden overladen met beschimpingen, hetgeen in 1918 culmineerde in de arrestatie en gevangenneming van de vertegenwoordigers van het hoofdbureau van het Genootschap op de valse beschuldiging van spionage.a Dit betekende dat Gods hele universele organisatie, Gods vrouw, de invloed van zijn misnoegen zou ondergaan, en de profetie voorzegt dat de hele organisatie als een ’geheel verlaten vrouw’ zou zijn.
12. Indien Elimélech de Heer Jezus Christus afbeeldt, hoe stemt het feit dat Jehovah zijn aangezicht voor zijn vrouw verbergt, dan overeen met de dood van Elimélech?
12 Indien Elimélech echter de Heer Jezus Christus afbeeldt, hoe stemt het feit dat Jehovah zijn aangezicht voor zijn vrouw verbergt, dan overeen met de dood van Elimélech? Hoe sterft de hemelse Jezus Christus feitelijk ten opzichte van de Naomi-klasse op aarde? Jezus heeft tijdens zijn aardse bediening duidelijk de gedragsregel gedemonstreerd: ’Wat ik mijn Vader zie doen, doe ik.’ Indien Jehovah dus gedurende de periode dat het overblijfsel goddelijke gunst werd onthouden, zijn vrouw verliet en zijn aangezicht voor haar verborg, moest de Zoon dit ook doen, in het bijzonder ten aanzien van dat deel van Gods universele organisatie — het geestelijke overblijfsel hier op aarde — dat uit de leden van zijn bruid bestaat. Aldus „stierf” Jezus Christus in feite met betrekking tot degenen die door Jehovah werden verlaten.
EEN GROTE UITDAGING
13. Wat besluit Naomi nu te doen, en hoe vormt dit voor Ruth en Naomi een uitdaging?
13 Tegen deze tijd zijn in het drama uit de oudheid tien jaar verstreken en Naomi hoort nu dat er een verandering in Bethlehem heeft plaatsgevonden. Jehovah heeft zijn aandacht weer op zijn volk gericht door hun brood te geven. Naomi besluit terug te keren. Er is echter een nog dringender reden. Naomi had in Bethlehem, in Juda, een erfelijke bezitting en zij moet teruggaan om deze over te nemen. Dit vormt een grote uitdaging voor Ruth en Orpa, haar twee „dochters”. Wat zullen zij doen? Blijkbaar zonder bezwaar te maken aanvaarden zij met Naomi de terugweg naar Bethlehem (Ruth 1:6, 7). Onderweg probeert Naomi echter hen ervan af te brengen. „’Gaat heen, keert terug, ieder naar het huis van haar moeder. . . . Moge Jehovah u een schenking doen, en vindt een rustplaats, ieder in het huis van haar man.’ Toen kuste zij hen, waarop zij hun stem verhieven en weenden. En zij bleven tot haar zeggen: ’Neen, maar wij zullen met ú naar uw volk terugkeren.’ Naomi zei echter: ’Keert terug, mijn dochters. Waarom zoudt gij met mij meegaan? Heb ik dan nog zonen in mijn inwendige delen, en zullen die uw mannen moeten worden? Keert terug, mijn dochters, gaat heen, want ik ben te oud geworden om nog aan een man te gaan behoren. . . . Neen, mijn dochters, want het is mij zeer bitter om u, dat de hand van Jehovah tegen mij is uitgegaan.”’ — Ruth 1:8-13.
14. Welke beslissing neemt Orpa, en welke soortgelijke handelwijze wordt thans gevolgd door degenen die zij afbeeldt?
14 „Hierop verhieven zij hun stem en weenden nog meer, waarna Orpa haar schoonmoeder kuste. Wat Ruth betreft, zij bleef bij haar. Daarom zei zij: ’Zie! Uw schoonzuster, die weduwe is geworden, is naar haar volk en haar goden teruggekeerd. Keer met uw tot weduwe gemaakte schoonzuster terug’” (Ruth 1:14, 15). Orpa beeldt sommigen af die met de getrouwe Naomi-klasse in aanraking komen en een tijdlang enige belangstelling en ijver aan de dag leggen doch terugdeinzen als zij nog in hun christelijke jeugd zijn. Eigenbelang en persoonlijke verlangens staan hun in de weg om Jehovah’s uitdaging aan te nemen hem ’op de proef te stellen’ of hij „niet de sluizen van de hemel [voor hen] zal openen en werkelijk een zegen over [hen] zal uitgieten totdat er geen gebrek meer is”. — Mal. 3:10; Hebr. 10:38, 39; 2 Petr. 2:22.
15, 16. Hoe reageerde Ruth op de uitdaging?
15 De Ruth-klasse daarentegen offert alle persoonlijke belangen op om met de Naomi-klasse deel te hebben aan het vervullen van Jehovah’s voornemen voor hen. „Nu zei Ruth: ’Smeek mij niet dringend om u te verlaten, om terug te keren en u niet te vergezellen; want waarheen gij gaat, zal ik gaan, en waar gij de nacht doorbrengt, zal ik de nacht doorbrengen. Uw volk zal mijn volk zijn, en uw God mijn God. Waar gij sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Moge Jehovah zo met mij doen en daaraan toevoegen indien iets anders dan de dood scheiding zou maken tussen mij en u.”’ — Ruth 1:16, 17.
16 Met deze woorden, „Moge Jehovah zo met mij doen en daaraan toevoegen”, zwoer Ruth, waardoor zij een eed voor Jehovah aflegde dat zij deze dingen zou doen. Zij nam deze uitdaging om de God van Naomi te dienen en Naomi zelfs tot de dood in Zijn dienst te vergezellen, volledig aan. Dat Orpa niet goed reageerde, verzwakte Ruths besluit niet en zette ook geen domper op haar ijver. De invloed van Naomi had Ruths bekering teweeggebracht en het diepgewortelde verlangen van Naomi’s hart zou nu zo verwezenlijkt worden dat Ruth in geloof zou reageren op de toekomstige uitdaging waaraan beide vrouwen in Bethlehem het hoofd moesten bieden.
NOG EEN UITDAGING
17. Wat antwoordde Naomi bij haar terugkomst in Bethlehem op de begroeting van haar buren?
17 De bitterheid en ontgoocheling waarmee Naomi zich tegen Ruth en Orpa over hun vooruitzichten in Bethlehem had geuit, worden niet minder door Naomi’s thuiskomst. Weer terug in haar huis, voelt zij haar verlies alleen nog maar heviger en worden haar bitterheid en verdriet door het intense besef van haar onmacht alleen nog maar groter. Allen in de stad raken in opschudding over hun terugkeer, vooral de vrouwen, en zij kunnen hun ogen niet geloven. Waar is Elimélech? Waar zijn Machlon en Chiljon? En wie is dit Moabitische meisje? „De vrouwen bleven zeggen: ’Is dat Naomi?’ En zij zei dan tot de vrouwen: ’Noemt mij niet Naomi [hetgeen „mijn welbehagen” betekent]. Noemt mij Mara [hetgeen „bitter” betekent], want de Almachtige heeft het mij zeer bitter gemaakt. Vol ben ik heengegaan, en met lege handen heeft Jehovah mij doen terugkeren. Waarom zoudt gij mij Naomi noemen, wanneer het Jehovah is die mij heeft vernederd en de Almachtige die mij rampspoed heeft aangedaan?’” — Ruth 1:18-22.
18. Waarom moest Gods vrouw, die door het Naomi-overblijfsel op aarde werd vertegenwoordigd, losgekocht worden?
18 De Naomi-klasse kon in deze tijd van bezoeking werkelijk zeggen: „Noemt mij Mara, de bittere.” Ook Jesaja 12:1 zinspeelt op dit strenge onderricht als de profeet tot Jehovah God zegt: „Hoewel gij vertoornd op mij werdt, heeft uw toorn zich geleidelijk afgewend.” Dan zegt Jesaja 52:3: „Want dit heeft Jehovah gezegd: ’Om niet werdt gijlieden verkocht, en zonder geld zult gij gelost worden.’” Met andere woorden: het volk dat Gods opgedragen dienstknechten hier op aarde gevangen nam, betaalde niet voor hen; zij kregen hen voor niets. 52 De verzen vijf en zes voegen eraan toe: „’En nu, wat voor belang heb ik hier?’ is de uitspraak van Jehovah. ’Want mijn volk werd om niet weggenomen. . . . Om die reden zal mijn volk mijn naam kennen, ja, om die reden op die dag, omdat ik het ben die spreek.’” God liet zijn volk dus om niet gaan; hij liet de vijand bezit van hen nemen zonder hen te kopen. Daarom moest Gods vrouw, zoals zij door het Naomi-overblijfsel hier op aarde werd vertegenwoordigd, uit Babylon de Grote losgekocht, gelost, worden.
19. Van welke belofte van Jakob aan Juda zou Naomi zich in haar verlaten toestand in het bijzonder bewust zijn?
19 Dit was de uitdaging waar Naomi uit Bethlehem van de stam Juda, kinderloos en een weduwe, als was zij door Jehovah verlaten en werd zij door hem getuchtigd, zich tegenover geplaatst zag. Toch brandde diep in haar hart nog het verlangen deel te hebben aan Jehovah’s voornemen ten aanzien van de vrouwen van Israël, in het bijzonder enkele begunstigde vrouwen van de stam Juda, aangezien degenen die tot deze stam behoorden, in aanmerking kwamen voor de belofte van Jakob, de vader van Juda. Vlak voordat Jakob in het jaar 1711 v.G.T. in Egypte stierf, zegende hij Juda met de woorden: „De scepter zal van Juda niet wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt; en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren” (Gen. 49:10). Deze Silo, wiens naam „Degene van wie het is” of „Degene aan wie het toebehoort” betekent, moet de Gebieder zijn die de scepter zwaait. Hij moet degene zijn in wiens hand de koninklijke scepter is. Hij moet de Messías zijn, het ware Zaad van Abraham, door bemiddeling van wie alle geslachten der aarde zich zouden zegenen (Gen. 22:17, 18). Wiens zoon in de geslachtslijn van Juda, de achterkleinzoon van Abraham, zou hij blijken te zijn? Welke moeder in Juda zou de buitengewone eer te beurt vallen hem aan haar borst te houden? Niet Naomi, kinderloos en te oud om kinderen te baren, zou zij wellicht in haar eigen hart kunnen redeneren. Geen wonder dat Naomi, in haar troosteloze toestand uitriep: „Noemt mij Mara.”
JEHOVAH OPENT EEN WEG
20. Welke belofte van Jehovah werd eeuwen later bij monde van Jesaja gedaan?
20 Jehovah zou deze getrouwe vrouw, wier geschrei zijn oren had bereikt, echter niet verlaten. Terecht had de profeet tot haar kunnen zeggen wat hij eeuwen later namens Jehovah tot de vrouw zei die door haar werd afgebeeld, namelijk: ’Ik [heb] mijn aangezicht slechts een ogenblik voor u verborgen, maar met liefderijke goedheid tot onbepaalde tijd wil ik u barmhartig zijn’, heeft uw Verlosser, Jehovah, gezegd” (Jes. 54:8). Hoe zou dit in het geval van Naomi vervuld worden? Als zij zonder een natuurlijke afstammeling zou sterven, zou zij geen erfgenaam hebben aan wie zij dat landbezit van haar overleden echtgenoot kon nalaten. Indien Jehovah’s voornemen Silo uit de stam Juda voort te brengen bovendien door bemiddeling van haar ten uitvoer moest worden gebracht, zou zij een mannelijke erfgenaam moeten hebben. Wat moest zij doen?
21. Welke voorziening was in de wet van Israël voor iemand in Naomi’s positie getroffen, en hoe vormde dit een uitdaging voor Ruth?
21 Ook voor iemand in Naomi’s positie was er in de Wet van Israël een voorziening getroffen. Volgens Jehovah’s eigen belofte zou geen enkele getrouwe vrouw van het oude Israël onvruchtbaar zijn. Hij had gezegd: „Omdat gij naar de stem van Jehovah, uw God, blijft luisteren: . . . Gezegend [zal] zijn de vrucht van uw buik” (Deut. 28:2-4). Ook een man zou niet zonder iemand zijn die zijn naam zou voortzetten. De wet van Israël verklaarde: „Ingeval broers te zamen wonen en een van hen gestorven is zonder een zoon te hebben, dient de vrouw van de overledene niet aan een vreemde man buiten de familie te gaan toebehoren. Haar zwager dient tot haar te komen en hij moet haar tot vrouw nemen en een zwagerhuwelijk met haar sluiten. En het moet geschieden dat op de eerstgeborene die zij zal baren, de naam van zijn gestorven broer dient over te gaan, opdat zijn naam niet uit Israël wordt uitgewist” (Deut. 25:5, 6). Deze wet en de wet van terugkoop waren Naomi’s enige hoop. Als er een broer of nauwe verwant te vinden zou zijn, zou Naomi op deze voorziening in de wet kunnen steunen om uitkomst te vinden. Maar Naomi zelf kon geen kind voortbrengen, ook al zou de verwant worden gevonden. Haar enige kans hing dus af van Ruth, haar schoondochter, die haar plaats in deze regeling kon innemen en een nakomeling voor Elimélech kon voortbrengen. Hoe zou Ruth deze mogelijkheid bezien? Zou zij bereid zijn alle hoop te laten varen die zij misschien had om een jonge man te vinden die haar een kind zou kunnen schenken dat van haarzelf was? Of zou zij in deze uitdaging een kans zien om Jehovah’s voornemen te weten te komen, ten einde dat tot haar levenswijze te maken?
22. Op wie in het profetische drama zou deze uitdaging nog meer van invloed zijn, en welke uitwerking dient de afloop ervan op ons in deze tijd te hebben?
22 En hoe staat het met Boaz en Zo-en-zo? Hoe zouden zij op deze uitdaging om Naomi een erfgenaam voor haar overleden echtgenoot Elimélech te geven, reageren? Zouden zij het als een kans zien om een vollediger aandeel aan Jehovah’s dienst te hebben? En hoe is deze uitdaging en de afloop ervan van invloed op ons in deze tijd? De wijze waarop Naomi haar opgewektheid zou terugkrijgen, de wijze waarop de heel haar leven gekoesterde droom verwezenlijkt zou worden en de rol die Ruth, Boaz en Zo-en-zo zouden spelen als zij met deze uitdaging werden geconfronteerd, maken allemaal deel uit van dit inspirerende drama dat zelfs ons in deze tijd ertoe beweegt Jehovah’s voornemen tot onze levenswijze te maken. Het volgende artikel zal de afloop onthullen.
-
-
Maak Jehovah’s voornemen tot uw levenswijzeDe Wachttoren 1972 | 1 mei
-
-
Maak Jehovah’s voornemen tot uw levenswijze
1. (a) Met welke geesteshouding en hartetoestand is de mensheid thans behept? (b) Welke uitdaging waarmee zowel Ruth als Naomi werden geconfronteerd, is voor ons een inspirerende les in ijver en toewijding?
„NIET alle mensen bezitten geloof” zei de apostel Paulus (2 Thess. 3:2). Van de vele redenen waarom dit zo is, is de geest van zelfbeschikking die in onze twintigste eeuw zo sterk is geworden, wel de voornaamste. Dit verlangen zichzelf te behagen, is een religie geworden, waarbij liefde voor de Schepper in een hoek is gedrongen en het hart en de geest volkomen zijn verdorven door onverschilligheid ten aanzien van zijn voornemen. Hoe verkwikkend moet het voor Jehovah zijn, en wat een voorbeeld is het voor ons, degenen gade te slaan die onzelfzuchtig de uitdaging van Jehovah’s dienst hebben aangenomen en zijn voornemen tot hun levenswijze hebben gemaakt. Een op de voorgrond tredend voorbeeld is dat van Ruth uit de oudheid die haar eigen volk en haar huis in Moab achterliet en met haar weduwe geworden schoonmoeder Naomi mee naar Bethlehem terugkeerde. Daar zij zelf ook weduwe was, had zij heel goed de wens kunnen koesteren een man in Moab te vinden en zich in een vertrouwde omgeving te vestigen om kinderen groot te brengen. Ruths liefde voor Naomi en voor de aanbidding van Jehovah spoorde haar echter aan alles in de steek te laten en met Naomi mee terug te gaan naar Israël. In deze onbekende omgeving werd de onzelfzuchtigheid van haar liefde tot het uiterste op de proef gesteld, doch haar oprechte verlangen Jehovah’s voornemen tot haar levenswijze te maken, schraagde haar en bewoog haar ertoe deze uitdaging zonder een ogenblik te aarzelen tegemoet te treden. De afloop voor Ruth en Naomi, alsook de gebeurtenissen die ertoe leidden, zijn voor ons een inspirerende les in ijver en toewijding.
2, 3. Waarop heeft de terugkeer van Naomi naar haar vaderland met Ruth in deze tijd betrekking?
2 Het is de tijd van de gerstoogst, en dit betekent dat de Paschaviering voorbij is. Het is lente; de winterregens zijn voorbij en nu valt er in Bethlehem-Juda iets te oogsten. Na tien lange jaren van hongersnood is het weer de plaats van brood. Naomi had die jaren in Moab doorgebracht, waar zij haar man, Elimélech, en haar beide zoons had verloren. Een van haar zoons heette Machlon, Ruths man. Nu is Naomi weer thuis, met Ruth. Gods gunst rust op hen. Zij zijn weer met Naomi’s volk in haar vaderland vergaderd; zij zijn terug in Naomi’s erfelijke bezitting (Ruth 1:22). Waarop heeft dit in deze tijd betrekking? In het historische tegenbeeld van deze tijd vestigt dit de aandacht op Jezus’ woorden dat alle uitverkorenen, het overblijfsel van zijn onder leiding van de engelen gezalfde discipelen, opnieuw bijeenvergaderd zouden worden. Wanneer? Nadat Babylon de Grote (het wereldrijk van valse religie) door de tegenbeeldige Cyrus de Grote ten val gebracht zou zijn. Daarna brak de tijd aan dat Jezus’ profetie betreffende het einde van het samenstel van dingen in vervulling zou gaan. — Matth. 24:29-31.
3 Jesaja 12:1, 2 spreekt over de vreugde die er zou heersen ten tijde dat het overblijfsel uit Babylon de Grote bevrijd en weer vergaderd zou zijn: „En op die dag zult gij stellig zeggen: ’Ik zal u danken, o Jehovah, want hoewel gij vertoornd op mij werdt, heeft uw toorn zich geleidelijk afgewend, en gij zijt mij gaan vertroosten. Zie! God is mijn redding. Ik zal vertrouwen en niet in angst verkeren; want Jah Jehovah is mijn sterkte en mijn macht, en hij werd mij tot redding.’” Deze woorden werden, te beginnen in 1919, door het Naomi-overblijfsel herhaald toen zij, in overeenstemming met Gods voornemen voor hen, in zijn gunst en dienst werden hersteld.
IJVER IN DE OOGST BLIJKT VRUCHTEN AF TE WERPEN
4. Op grond van welke voorziening in Israël tracht Ruth bij te dragen in Naomi’s levensonderhoud, en hoe wordt haar liefdewerk beloond?
4 In het dramatische voorbeeld was nu de gerstoogst aan de gang. Ruth woonde bij haar schoonmoeder in, doch zij wilde haar niet tot last zijn. Zij wilde bijdragen in Naomi’s levensonderhoud. Met Naomi’s toestemming trok zij derhalve voordeel van Israëls oogstwet (Lev. 19:9, 10) en „zij [ging] heen en kwam op het veld en ging op het veld achter de oogsters aan aren lezen. Zo kwam zij bij toeval op het stuk veld terecht dat aan Boaz behoorde, die uit de familie van Elimélech was” (Ruth 2:1-3). Boaz was een ware aanbidder van Jehovah en eerbiedigde Jehovah’s wet (Ruth 2:4-7). Als hij verneemt wie Ruth is, treft hij regelingen dat Ruth in zijn velden kan blijven werken, zowel gedurende de hele gerstoogst als de hierop volgende tarweoogst, die tot na het pinksterfeest in de maand mei zou duren. Hierbij zegt hij tot Ruth: „Mij is uitvoerig verslag uitgebracht van alles wat gij na de dood van uw man voor uw schoonmoeder hebt gedaan, en hoe gij voorts uw vader en uw moeder en het land van uw verwanten hebt verlaten en naar een volk zijt gegaan dat gij voordien niet hadt gekend. Moge Jehovah uw handelwijze belonen, en moogt gij een volmaakt loon krijgen van Jehovah, de God van Israël, onder wiens vleugels gij toevlucht zijt komen zoeken” (Ruth 2:8-13). Als hij Ruth met deze regeling begunstigt, heeft hij haar schoonmoeder, de bejaarde Naomi, in gedachte, die er eveneens wel bij zal varen.
5, 6. Wat wordt afgebeeld door het feit dat Ruth zich in het oogstwerk bij Naomi aansluit?
5 De dramatische gebeurtenissen van de tijd waarin dit in vervulling gaat, komen overeen met wat Jezus heeft gezegd: „Het veld is de wereld . . . De oogst is een besluit van een samenstel van dingen, en de oogsters zijn engelen” (Matth. 13:38, 39). De leden van de bruid van Christus waren in het jaar 1919 nog niet voltallig. Er moesten er nog meer bijeengebracht worden, en evenals Ruth zich bij Naomi aansloot en ijverig in het oogstwerk met haar samenwerkte, loyaal zelfs tot de dood, begon er vanaf 1919 een nieuwere aanvulling van de klasse van het overblijfsel te verschijnen. Deze aanvullende klasse werd door Ruth afgebeeld.
6 In dat jaar, op zaterdagmiddag, 6 september 1919, vond er tijdens het internationale congres in Cedar Point, Ohio, een massadoop in het Erie-meer plaats en werden meer dan 200 personen gedoopt. Dezen waren een aanvulling van het oude, oorspronkelijke Naomi-overblijfsel van de bruid van Christus. Onder de toeschouwers bevonden zich de bestuursleden van het Genootschap, die op dinsdag 25 maart van dat jaar uit de federale gevangenis te Atlanta waren vrijgelaten. Zij bevonden zich nu weer in vrijheid en werkten nog steeds ten behoeve van de Koninkrijksbelangen van de theocratische regering van Jehovah God. Drie jaar later, in 1922, werd er weer een internationaal congres in Cedar Point, Ohio, gehouden. Op zaterdag, 9 september, werden 361 personen gedoopt. Met het verstrijken van de tijd breidde de Ruth-klasse zich steeds meer uit. Evenals Ruth de Moabitische, besloot de hedendaagse Ruth-klasse nu tot het eind van Gods oogst op aarde — zowel de gerst- als de tarweoogst, zoals het profetische drama afbeeldt — ijverig met de Naomi — klasse samen te werken. En evenals Ruth, die door Boaz een voortreffelijke vrouw werd genoemd, is ook deze nieuwe aanvulling van het overblijfsel een tegenbeeldige voortreffelijke vrouw gebleken die Jehovah God exclusief is toegewijd.
RUTHS TOEWIJDING DOOR NAOMI’S HOOP BEPROEFD
7. (a) Alleen op welke manier kan Naomi haar erfelijke bezittingen op Elimélechs naam behouden en tevens een bijdrage leveren aan de koninklijke geslachtslijn die tot de beloofde Silo leidt? (b) Hoe vormt dit voor Ruth een uitdaging?
7 Door Ruths ijver en de gulheid van Boaz, hebben Naomi en Ruth nu voedsel. Naomi blijft echter een bejaarde weduwe, die de leeftijd om kinderen te krijgen te boven is, en zij heeft deze erfelijke bezitting die van haar man Elimélech was. Indien Ruth niet als tussenpersoon of plaatsvervangster optreedt, is zij hulpeloos. Naomi ziet de oplossing. Zij besluit deze bezitting te verkopen, waarbij zij vooral aan de voordelen voor Ruth denkt, die zij in deze transactie moet gebruiken. Bovendien zouden Naomi en haar schoondochter Ruth als weduwen niets kunnen bijdragen tot de koninklijke geslachtslijn in de stam Juda die tot de beloofde Silo leidt. Naomi moet een kind hebben; zij moet een aangenomen kind hebben, een kind bij Ruth in de stam Juda, aangezien die erfelijke bezitting niet uit de stam Juda kon gaan. Ruth moet daarom een man in de stam Juda trouwen ten einde de bezitting in die stam te houden. Maar eerst moet Ruth deze levenswijze tot haar levenswijze maken en afstand doen van elk eventuele verlangen een jongere man te hebben dan de bejaarde Boaz. Hoe zal zij op het voorstel reageren?
8. Hoe raadt Naomi Ruth aan deze oplossing voor hun probleem ten uitvoer te brengen, en hoe reageert Ruth hierop?
8 Naomi legt haar de uitdaging heel duidelijk voor. Zij zegt tot haar: „Mijn dochter, behoor ik niet een rustplaats voor u te zoeken, opdat het u goed moge gaan? Nu dan, is niet Boaz, bij wiens jonge vrouwen gij gebleven zijt, onze verwant? Zie! Vannacht want hij gerst op de dorsvloer. En gij moet u wassen en u met olie inwrijven en uw mantels omdoen en naar de dorsvloer afdalen. Maak u niet bekend aan de man totdat hij klaar is met eten en drinken. En het dient te geschieden dat wanneer hij zich neerlegt, gij ook nota moet nemen van de plaats waar hij zich neerlegt; en gij moet erheen gaan en zijn voeten ontbloten en u neerleggen; en hij, van zijn kant, zal u vertellen wat gij behoort te doen.” Hoe reageerde Ruth? „Daarop zei zij tot haar: ’Alles wat gij mij zegt, zal ik doen.’ Toen daalde zij af naar de dorsvloer en deed naar alles wat haar schoonmoeder haar had geboden.” — Ruth 3:1-6.
9. Hoe is Naomi door deze handelwijze te volgen net als Paulus?
9 Naomi is net als de apostel Paulus. In zijn verhouding tot de kerk of gemeente, zegt Paulus: „Ik persoonlijk heb u aan één man ten huwelijk beloofd om u als een eerbare maagd aan de Christus aan te bieden” (2 Kor. 11:2). Evenzo regelt Naomi het huwelijk van Ruth met de juiste man. Ruth gaat dus naar het veld en legt zich aan de voeten van Boaz neer. Als hij midden in de nacht wakker wordt, doet zij hem het voorstel haar tot vrouw te nemen, opdat er aan de gestorven Elimélech een nakomeling geboren kan worden. — Ruth 3:7-9.
EEN ANDERE „GOËL” KOMT TUSSENBEIDE
10. Waarom was dit geen immoreel optreden van de zijde van Naomi en Ruth, en hoe bezag Boaz Ruths voorstel tot een leviraatshuwelijk?
10 Dit was geen immoreel optreden van de zijde van Naomi en Ruth. Het gaf eenvoudig blijk van vertrouwen in de eer van degene die in de positie van losser, goël, verkeerde. Dat Boaz haar beweegreden niet verkeerd begreep of haar voorstel tot een leviraatshuwelijk niet verkeerd uitlegde als een onkuis aanbod is duidelijk uit zijn antwoord: „Daarop zei [Boaz]: ’Gezegend moogt gij zijn door Jehovah, mijn dochter. Gij hebt uw liefderijke goedheid in het laatste geval nog beter tot uitdrukking gebracht dan in het eerste geval, door niet de jonge mannen achterna te lopen, hetzij gering of rijk. Nu dan, mijn dochter, wees niet bevreesd. Alles wat gij zegt, zal ik voor u doen, want iedereen in de poort van mijn volk weet dat gij een voortreffelijke vrouw zijt. Welnu, al is het een feit dat ik een losser ben, er is ook een losser die nader verwant is dan ik. Blijf hier vannacht over, en morgenochtend moet het geschieden dat indien hij u zal lossen, voortreffelijk! Laat hij lossen. Maar indien hij geen lust heeft om u te lossen, dan zal ik u stellig lossen, ikzelf, zo waar Jehovah leeft.’” — Ruth 3:10-13.
11. (a) Waarom accepteerde Boaz niet onmiddellijk Ruths voorstel door ten opzichte van haar als losser op te treden? (b) Hoe gaat dit in het tegenbeeld op?
11 Boaz is een rechtschapen man, een man van grote zelfbeheersing en hij herinnert Ruth eraan dat er een man in de familie is die nauwer aan Naomi verwant is dan hij. Hijzelf is de neef van Naomi, terwijl deze nauwere verwant een zwager van haar is. Hij is degene die de eerste kans dient te hebben om deze erfelijke bezitting van Naomi te kopen, om als de losser, de goël, op te treden. Dit wil niet zeggen dat Boaz, na zo lang een oude vrijgezel zonder gezinsverantwoordelijkheden te zijn geweest, niet bereid is zijn plicht te doen, zelfs als dit betekent vader van een gezin te worden. Hij is bereid zijn bijdrage te leveren aan de koninklijke geslachtslijn die tot de beloofde Silo leidt van de stam Juda, waartoe Boaz behoort. Dit is in het tegenbeeld van toepassing op de Heer Jezus Christus als de hemelse goël, Losser of Loskoper. Allereerst laat hij echter toe dat degene die wordt afgebeeld door „Zo-en-zo”, de zwager van Naomi, over de Naomi- en de Ruth-klasse beschikt. Dit gaat een beproeving vormen voor het Naomi- en het Ruth-gedeelte van het overblijfsel van thans. Wie behaalt de overwinning? Wie blijft in gebreke? Het verslag vertelt het ons.
12. Hoe reageren Ruth en Naomi op het standpunt dat Boaz heeft ingenomen?
12 Ruth begeeft zich naar haar schoonmoeder voordat de eerste stralen van de ochtendzon de stad beschijnen. Zij is blij omdat zij zes maten gerst in haar omslagdoek gewikkeld heeft die Boaz haar als teken van zijn belofte heeft gegeven. Zij wordt door de bejaarde Naomi begroet met de woorden: „Wie zijt gij, mijn dochter?” De betekenis van wat Naomi zegt, begrijpend, geeft zij te kennen dat zij nog niet de vrouw van Boaz is, maar vertelt alles wat er is gebeurd en wat Boaz tegen haar heeft gezegd. Naomi zegt dan: „Blijf stil afwachten, mijn dochter, totdat gij weet hoe de zaak zal aflopen, want de man zal geen rust hebben tenzij hij de zaak vandaag tot een einde heeft gebracht.” Ruth wacht gespannen af, vol goede moed voor de toekomst; Naomi wacht in de hoop op vervulling van een heel haar leven gekoesterd verlangen. — Ruth 3:14-18.
DE LOSSER WORDT MET EEN UITDAGING GECONFRONTEERD
13. Wat deed Boaz om de zaak tot een einde te brengen?
13 Nu bereiken de gebeurtenissen op deze betekenisvolle dag snel een climax. „Wat Boaz betreft, hij ging op naar de poort en zette zich daar toen neer. En zie! de losser over wie Boaz gesproken had, kwam voorbij. Toen zei hij: ’Wijk toch ter zijde, ga toch hier zitten, Zo-en-zo.’ Hij week dus ter zijde en ging zitten. . . . Hij zei nu tot de losser: ’Het stuk veld dat aan onze broeder Elimélech behoorde, moet Naomi, die uit het veld van Moab is teruggekeerd, verkopen. Ik voor mij, ik heb gedacht dat ik het u zou onthullen, door te zeggen: „Koop het in tegenwoordigheid van de inwoners en de oudere mannen van mijn volk. Indien gij het zult lossen, los het; maar indien gij het niet zult lossen, vertel het mij toch, opdat ik het moge weten, want er is niemand anders om te lossen behalve gij, en ik kom na u.”’ Hierop zei hij: ’Ik zal het wel lossen.’” — Ruth 4:1-4.
14. Hoe reageerde „Zo-en-zo” op de uitdaging de losser te worden?
14 Ah ja, „Zo-en-zo” is bereid de bezitting te kopen; hierdoor zullen zijn eigen bezittingen in Bethlehem vermeerderen. En wat deze oude vrouw, Naomi, betreft, zij heeft het vermogen kinderen te baren verloren, zodat hij niet bang hoeft te zijn een kind bij haar te krijgen op wie de bezitting zal overgaan. Hij zal dus het hele bezit van Naomi voor zichzelf hebben, naast wat hij reeds heeft. „Toen zei Boaz: ’Op de dag dat gij het veld uit Naomi’s hand koopt, moet gij het ook van Ruth, de Moabitische, de vrouw van de gestorven man, kopen, om de naam van de gestorven man over zijn erfdeel te doen verrijzen.”’ Ah, maar dat is een andere zaak. Dit is een te grote verantwoordelijkheid; het zou de dingen wel eens ingewikkeld kunnen maken. Met deze onverwachte uitdaging geconfronteerd, geeft de losser Boaz ten antwoord: „Ik kan het voor mij niet lossen, uit vrees dat ik mijn eigen erfdeel ruïneer. Lost gij het voor u met mijn lossingsrecht, want ik kan niet lossen.” Hij trekt dus zijn sandaal uit en overhandigt deze als een bevestiging van de overeenkomst aan Boaz. — Ruth 4:5-8.
15. Welke handelwijze volgde Boaz?
15 „Zo-en-zo” is in gebreke gebleven gunstig op de uitdaging te reageren. Boaz aanvaardt de regeling echter wel, en met liefde. Hij zegt tegen de nauwere verwant en heel het volk: „Gij zijt heden getuigen dat ik alles wat aan Elimélech heeft toebehoord en alles wat aan Chiljon en Machlon heeft toebehoord, waarlijk uit de hand van Naomi koop. En ook Ruth, de Moabitische, de vrouw van Machlon, koop ik mij waarlijk tot vrouw om de naam van de gestorven man over zijn erfdeel te doen verrijzen en opdat de naam van de gestorven man niet uit het midden van zijn broeders en uit de poort van zijn plaats wordt afgesneden. Gij zijt heden getuigen.” Aldus vervult Boaz Jehovah’s voornemen met betrekking tot de verantwoordelijkheid jegens een broeder, terwijl „Zo-en-zo” in de ogen van heel het volk in de poort te schande wordt gemaakt. — Ruth 4:9-12.
16. Wie beeldt „Zo-en-zo” in deze tijd af?
16 Wie beeldt „Zo-en-zo” echter in deze tijd af? En hoe is deze uitdaging van invloed op ons, zo’n dertig eeuwen later? Daar „Zo-en-zo” Boaz een tijdlang in de weg stond, beeldt hij een klasse hier op aarde af die in de weg staat van de bruidegom, Jezus Christus, met wie zowel degenen die tot de Naomi-klasse als degenen die tot de Ruth-klasse behoren in geestelijke zin zijn verloofd. Deze „Zo-en-zo”, die de zwager van Elimélech was en de plaats van Elimélech had kunnen innemen en die een nakomeling had kunnen voortbrengen, beeldt iemand af die zijn plicht verzaakt, iemand die alleen maar voorwendt Christus te zijn, een valse profeet, voor wie de Heer Jezus Christus zijn volgelingen waarschuwde met de woorden: „Want er zullen [in de tijd van het einde] valse Christussen en valse profeten opstaan, die grote tekenen en wonderen zullen doen ten einde, indien mogelijk, zelfs de uitverkorenen [dat wil zeggen, de Naomi- en de Ruth-klasse] te misleiden” (Matth. 24:24). Dit is het geval met deze valse Christus-klasse van thans. O, zij willen de gemeente, het met de Heer Jezus Christus verloofde overblijfsel, wel veroveren en zij willen wel hun bescherming en steun hebben, maar zij willen niet de verantwoordelijkheid op zich nemen de Naomi- en de Ruth-klasse vruchtbaar te maken met Koninkrijksbelangen; dat zou te veel werk zijn. Hun eigen zelfzuchtige belangen zouden erdoor in het gedrang komen. Zij stellen geen belang in Gods koninkrijk. Zij geven de voorkeur aan de Volkenbond en nu de Verenigde Naties van deze tijd. Zij willen zich niet met de koninklijke nakomelingen van Silo, de Koning Jezus Christus, verbinden. Deze geesteshouding en handelwijze zou alleen van toepassing kunnen zijn op de geestelijken van de christenheid. Zij zijn in gebreke gebleven de uitdaging van Jehovah’s dienst en om zijn voornemen tot hun levenswijze te maken, aan te nemen. Jezus heeft ons gewaarschuwd dergelijke personen te ontvluchten! — 2 Tim. 3:5; Openb. 18:4.
AANVAARDING VAN JEHOVAH’S WEG WORDT GEZEGEND
17. Hoe worden Boaz en Ruth gezegend door de uitdaging waarmee zij worden geconfronteerd, aan te nemen, en in welk opzicht zijn Naomi’s belangen daarmee verweven?
17 Boaz daarentegen gaat, zijn belofte getrouw, een leviraatshuwelijk met Ruth aan (Ruth 4:13-15). Uit hun verbintenis is geen koning en ook niet de Silo voortgekomen; de tijd van het koninkrijk Israël was nog niet begonnen. Zij brachten echter wel iemand voort die de grootvader werd van koning David, de elfde in de geslachtslijn van Juda en met wie Jehovah een verbond voor een eeuwig Koninkrijk sloot (Matth. 1:3-6; 2 Sam. 7:12, 13), iemand in de geslachtslijn die ten slotte tot de Heer Jezus Christus, de blijvende erfgenaam van koning David, leidt (Luk. 3:23-31; 20:41-44). De belangen van Ruth en Naomi zijn volkomen met elkaar verweven. Ruth is de moeder, maar Naomi adopteert de baby en treedt als zijn verzorgster op, als was hij de zoon van haar eigen overleden man Elimélech, degene die de erfelijke bezitting van hem moet overnemen. De buren zeggen dan ook: „’Aan Naomi is een zoon geboren.’ Zij nu gaven hem de naam Obed [hetgeen „dienstknecht” of „iemand die dient” betekent]” (Ruth 4:16, 17). Door de hun voorgehouden uitdaging met Jehovah’s belangen voor ogen aan te nemen, wijden Boaz en Ruth hun leven onzelfzuchtig aan het vervullen van dat doel, en Jehovah zegent hen door hen iemand te laten voortbrengen met koninklijke vooruitzichten, inderdaad in de geslachtslijn van de beloofde Silo, wiens „scepter . . . van Juda niet [zal] wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, . . . en aan [wie] . . . de gehoorzaamheid der volken [zal] behoren”. — Gen. 49:10.
18. Welke verhouding bestaat er tussen het Naomi- en het Ruth-gedeelte van het overblijfsel van thans, en wat wordt er daardoor voortgebracht?
18 Nu, in onze tijd, komen de Naomi- en de Ruth-klasse van het geestelijke overblijfsel er ten slotte voor in aanmerking de bruid van Christus, de Silo van Jakobs profetie, te worden. Zij brengen echter net zomin de gezalfde koning van Gods Messiaanse Koninkrijk voort als Boaz en Ruth dit hebben gedaan. Zij brengen echter wel een klasse voort die God dient. Evenals de jongen die aan Ruth in Bethlehem werd geboren Obed werd genoemd, hetgeen „iemand die dient” of „dienstknecht” betekent, produceren of vormen de hedendaagse Ruth-klasse en Naomi-klasse een klasse die in Jezus’ profetie in Matthéüs hoofdstuk 24 als de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse wordt beschreven. Beide gedeelten van het geestelijke overblijfsel van thans, het Naomi- en het Ruth-gedeelte, koesteren ook net zulk een innige liefde voor elkaar als de onverbrekelijke liefde van Ruth voor de oudere weduwe Naomi voor wie Ruth „beter is dan zeven zonen”. Alleen de dood kan scheiding tussen hen beiden brengen.
EEN TIJD VOOR IJVER EN TOEWIJDING
19. Welk voorbeeld van onzelfzuchtige liefde geven Ruth en Naomi degenen over wie het einde van dit samenstel is gekomen?
19 Wat een les in ijver en toewijding is er in het dramatische maar ontroerende bijbelboek Ruth te vinden! En welk een voorbeeld geven de hedendaagse Naomi-klasse en Ruth-klasse degenen die thans in de tijd van het einde van dit goddeloze samenstel van dingen leven! Dit is geen tijd om een handelwijze van zelfbeschikking te gaan volgen en wegens zelfzuchtige belangen of bezigheden de voorkeur te geven aan een eigen gekozen weg. Het is er thans ook niet de tijd voor om onverschillig te zijn ten opzichte van Gods voornemen dat nu een hoogtepunt voor dit samenstel van dingen nadert. Naomi besefte heus wel dat zij niet eens wist of zij wel in de geslachtslijn van Silo zou worden gebruikt, maar toch was zij bereid heel haar leven in te zetten om het mogelijk te maken. En Ruth had als jonge vrouw met een jonge man kunnen trouwen, een rijke man als zij dat had gewild of een arme man als zij van hem had gehouden, doch in plaats daarvan was zij bereid een oude man te trouwen opdat haar zoon Naomi’s zoon kon worden. Zij deden het echter beiden omdat zij Jehovah liefhadden en een aandeel wilden hebben aan het vervullen van Jehovah’s voornemen. Wat een voorbeeld van onzelfzuchtige liefde! Toch is het best mogelijk dat zowel Naomi als Ruth in hun eigen tijd en onder hun eigen volksgenoten als „doodgewone” mensen werden beschouwd.
20. Welke waarschuwing gaf Paulus, en hoe kunnen wij thans door Jehovah worden gezegend en beloond?
20 Thans leven wij in de „tijd van het einde”, de tijd waarin al deze profetieën een grootse vervulling beleven. Paulus tekende de volgende waarschuwing voor ons op: „Bovendien zeg ik dit, broeders: de overgebleven tijd is kort geworden. Laten voortaan zij . . . die van de wereld gebruik maken, [zijn] als zij die er niet ten volle gebruik van maken; want het toneel van deze wereld is bezig te veranderen” (1 Kor. 7:29-31). Indien wij denken dat wij zoals de mensen van dit samenstel van dingen kunnen leven en ons er alleen maar mee kunnen bezighouden dit leven in stand te houden, staat ons een pijnlijke ontnuchtering te wachten omdat, zoals Paulus te kennen geeft, deze wereld snel verdwijnt en er weldra helemáál niet meer in zal worden geleefd. Gezien de vooruitzichten van de Messiaanse Koninkrijkszegeningen die weldra naar heel de aarde zullen toestromen, is er thans heel veel om voor te leven, en er rest nog maar heel weinig tijd om in dit huidige goddeloze samenstel van dingen te leven. Zelfs al zouden wij alles moeten opgeven wat dit samenstel ons heeft te bieden, terwijl wij „van de wereld gebruik maken, als zij die er niet ten volle gebruik van maken”, zoals Paulus zei, wat is dit dan nòg vergeleken bij de handelwijze die Ruth en de Ruth-klasse — die reeds jaren aan het vervullen van Jehovah’s voornemen heeft besteed — hebben gevolgd? Maar evenals Jehovah zowel het Naomi- als het Ruth-gedeelte van het gezalfde overblijfsel met Koninkrijksvruchten heeft gezegend, zal hij ook een ieder zegenen die thans volledig de uitdaging van Jehovah’s dienst aanneemt en Jehovah’s voornemen tot zijn levenswijze maakt. Welke betere beloning zou iemand kunnen krijgen?
[Illustratie op blz. 280]
Ruth schonk haar baby onzelfzuchtig aan Naomi, die hem adopteerde alsof hij haar eigen zoon was; het kind werd een van de voorouders van de Messías
-
-
Een gebed verhoordDe Wachttoren 1972 | 1 mei
-
-
Een gebed verhoord
● Een Getuige in Chili die aan het van-huis-tot-huiswerk deelnam, belde aan bij een groot, prachtig huis en stelde zich voor als een van Jehovah’s getuigen. De huisbewoonster hief haar handen op en zei uit de grond van haar hart: „Ik dank u Jehovah.”
De Getuige was hierdoor volkomen verrast. De dame greep de handen van de Getuige en legde uit dat zij langer dan een jaar gebeden had of een van Jehovah’s getuigen haar huis zou bezoeken. „Afgelopen nacht nog”, zei ze, „smeekte ik Jehovah ernstig om iemand van zijn volk naar mij toe te zenden. Toen ik u zojuist mijn hek zag binnenkomen, bad ik dat u een getuige van Jehovah zou zijn.” Het bleek dat deze vrouw een zuster had die haar een exemplaar van het bijbelstudiehulpmiddel De waarheid die tot eeuwig leven leidt had gezonden en haar had gezegd dat zij beslist met de eerstvolgende Getuige die haar bezocht een bijbelstudie moest beginnen. Er werden onmiddellijk regelingen voor een studie getroffen.
Hoe verfrissend moet het voor God zijn dat afzonderlijke personen vanuit hun hart een verlangen kenbaar maken de waarheid van zijn Woord te leren kennen! Als zo iemand hem om hulp smeekt, voorziet hij in die hulp. — Matth. 7:7-11.
-