-
’Maak niet ten volle gebruik van de wereld’De Wachttoren 1984 | 15 januari
-
-
geen ’gebruik te maken van de wereld ten einde er alles uit te halen wat wij kunnen’. — Beck.
Blijf ’heilig voor onze God’
16. Waarom moesten de Israëlieten „van franje voorziene randen” aan hun gewaden maken?
16 Jehovah’s dienstknechten verschillen van de wereld wat hun hoop, aspiraties en gehoorzaamheid aan de wil van hun heilige God betreft (Exodus 39:30). Zij dienen zich heilig te betonen voor God. Dienovereenkomstig moesten de Israëlieten uit de oudheid „van franje voorziene randen aan de zomen van hun [gewaden] maken”, met een blauw snoer boven de franje. Zij moesten dit doen om niet de kledingstijl van de Moabieten, Egyptenaren of anderen te volgen en om eraan herinnerd te worden dat zij als Jehovah’s volk anders moesten zijn, dat zij Jehovah moesten gehoorzamen en ’zich heilig moesten betonen voor hun God’ (Numeri 15:37-41). Het verlangen om ’heilig te zijn voor onze God’ dient ons ertoe aan te sporen op behoedzame wijze gebruik te maken van de wereld.
17. Hoe zou het wereldse doel om rijkdom te verwerven, onze verhouding tot Jehovah in gevaar kunnen brengen?
17 Bij wereldse doeleinden gaat het om rijkdom, roem en geestelijk ongezonde activiteiten die het christelijke geloof kunnen ondermijnen. Indien wij bijvoorbeeld toelaten dat het najagen van materiële dingen en rijkdom de belangrijkste plaats in ons leven innemen, kan dit ons er zelfs toe verlokken ter wille van zelfzuchtig voordeel verkeerd te handelen, waardoor wij onze verhouding tot Jehovah in gevaar brengen (Spreuken 28:20; vergelijk Jeremia 5:26-28; 17:9-11). Degenen die op dusdanige wijze gebruik maken van de wereld dat zij het nastreven van materiële doeleinden tot hun belangrijkste bezigheid maken, verkeren inderdaad in gevaar betrokken te raken bij oneerlijke praktijken en hun geloof te verliezen omdat zij geestelijke zaken veronachtzamen. Iemand die succes heeft in het zakenleven of die rijk wordt, kan ook „hooghartig” worden en trots van mening zijn dat zijn eigen zienswijze hoger aangeslagen moet worden dan de raad van Gods gemeente (1 Timótheüs 6:9, 10, 17). Dit is beslist niet de manier om ’heilig voor onze God’ te blijven.
18. Waarom dienen wij er niet naar te streven om net als de wereld een overvloed aan materiële dingen te verwerven?
18 Jezus heeft terecht gezegd: „Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige rijkdom, opdat wanneer deze u in de steek laat, zij [uw hemelse Vrienden, Jehovah God en Jezus Christus] u mogen ontvangen in de eeuwige woonplaatsen” (Lukas 16:9). Hoewel wij dus enkele materiële dingen nodig hebben en wij deze middelen kunnen gebruiken om de Koninkrijksbelangen te bevorderen en hemelse Vrienden te maken, dienen wij niet toe te laten dat ons hart wordt verdorven doordat wij het wereldse doel nastreven een overvloedige hoeveelheid van deze dingen te verwerven. — Lukas 12:34.
19. Hoe dienen wij te denken over het wereldse doel om eer te verwerven?
19 Nog een werelds doel is het verwerven van een goede positie, roem en eer. Vaak vergt dit jaren van hoger onderwijs, omhoogklimmen op de sociale ladder en dergelijke. Maar mensen die hun eigen eer zoeken, worden in de Schrift vergeleken met degenen die te veel honing eten, hetgeen misselijkheid kan veroorzaken. Zo lezen wij: „Veel honing eten is niet goed, veel eer zoeken al evenmin” (Spreuken 25:16, 27, Groot Nieuws Bijbel; NW). Evenzo is het onschriftuurlijk om wereldse helden en sterren te vereren, iets waarvan christelijke ouders beseffen dat zij dit soms op vriendelijke wijze aan hun kinderen duidelijk moeten maken. (Vergelijk Handelingen 12:21-23.) Ook op zulke kwesties moeten wij beslist een juiste kijk hebben indien wij ’heilig voor onze God’ willen blijven en het willen vermijden ten volle gebruik te maken van de wereld.
Maak niet ’ten volle gebruik van de wereld’
20, 21. Waarom dienen wij niet ten volle gebruik te maken van de wereld?
20 Als getrouwe getuigen van Jehovah dienen wij derhalve niet ten volle gebruik te maken van de wereld. Wij „dienen [ons] er niet door in beslag te laten nemen” omdat (1) ’de overgebleven tijd kort is geworden’, (2) „de wereld zoals wij die kennen, voorbijgaat”, (3) onze kostbare verhouding tot Jehovah centraal dient te staan in ons leven, (4) wij Gods geest en niet die van de wereld aan de dag moeten leggen, (5) wij ons ’onbevlekt van de wereld moeten bewaren’ en (6) wij ’heilig voor onze God’ moeten blijven.
21 Wij kunnen dit alles alleen doen met Jehovah’s hulp. (Vergelijk Zacharia 4:6.) Aangezien wij de schitterende Koninkrijkshoop hebben, dienen wij niet ten volle gebruik te willen maken van de wereld, alsof datgene wat de wereld te bieden heeft, alles is wat wij hebben. Maar wat kan ons werkelijk helpen wereldse wegen en begeerten te verwerpen?
Kunt u zich dit herinneren?
□ Welke „wereld” wordt in 1 Korinthiërs 7:31 bedoeld?
□ Hoe dienen christenen de wijze waarop zij gebruik maken van de wereld, te bezien aangezien ’het toneel van deze wereld bezig is te veranderen’?
□ Tot in welke mate kunnen christenen op passende wijze gebruik maken van de wereld?
□ Wat is „de geest van de wereld”, maar welke geest leggen degenen die Jehovah liefhebben aan de dag?
□ Hoe verschilt Jehovah’s volk van de wereld wat doeleinden betreft?
-
-
Verwerp wereldse begeerten!De Wachttoren 1984 | 15 januari
-
-
Verwerp wereldse begeerten!
1, 2. (a) Hoe moet Jehovah aanbeden worden? (b) Wat vereist dit van zijn Getuigen?
JEHOVAH GOD verdient het dat allen die zich aan hem hebben opgedragen, hem op een reine, rechtschapen manier aanbidden. Zij dienen hem te allen tijde en op elke manier in woord en daad te eren en mogen beslist niet „de geest van de wereld” hebben — haar zondige, zelfzuchtige en vaak corrupte overheersende denkwijze of bezielende kracht (1 Korinthiërs 2:12). Als een volk dat is georganiseerd om God te loven, moeten Jehovah’s Getuigen in het oog springen als personen die anders zijn dan deze wereld. Zij moeten het goddelijke onderricht om „goddeloosheid en wereldse begeerten [te] verzaken en met gezond verstand en rechtvaardigheid en godvruchtige toewijding te midden van dit tegenwoordige samenstel van dingen [te] leven” van ganser harte toepassen. — Titus 2:11-14.
-