Hoewel het besturende lichaam in Jeruzalem gevestigd bleef, werden vertegenwoordigers naar allerlei steden en provincies gezonden, zodat de christenen in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening in een uitgestrekt gebied onderling vergaderden.
... En laten wij op elkaar letten, ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebr. 10:23-25.