Psalmen
Aan de leider, op snaarinstrumenten. Een melodie. Van A̱saf.+ Een lied.
3 Daar verbrak hij de vlammende schichten van de boog,+
Het schild en het zwaard en de strijd.+ Sela.
4 Gij zijt omhuld met licht, majestueuzer dan de bergen met prooi.+
5 De sterken van hart zijn met geweld geplunderd,+
Zij zijn dommelend in slaap gevallen,+
En geen van al de dappere mannen heeft zijn handen gevonden.+
6 Vanwege uw bestraffing, o God van Ja̱kob, zijn zowel de wagenmenner als het paard vast in slaap gevallen.+
8 Vanuit de hemel deedt gij de wettelijke strijd horen;+
De aarde zelf vreesde en hield zich stil+
9 Toen God opstond ten oordeel,+
Om alle zachtmoedigen der aarde te redden.+ Sela.