27 En de jongens werden groter, en E̱sau werd een man die verstand van jagen had,+ een man van het veld,* maar Ja̱kob een onberispelijk man,+ die in tenten woonde.+
11 Van raathoning blijven uw lippen druipen,+ o [mijn] bruid. Honing+ en melk zijn onder uw tong, en de geur van uw kleren is als de geur+ van de Li̱banon.