4 Daarop ging A̱bram, juist zoals Jehovah tot hem gesproken had, en Lot ging met hem mee. En A̱bram was vijfenzeventig jaar oud toen hij uit Ha̱ran wegtrok.+
19Nu kwamen de twee engelen tegen de avond te So̱dom aan, en Lot zat in de poort van So̱dom.+ Toen Lot hen in het oog kreeg, stond hij op om hen tegemoet te gaan en boog zich neer met zijn aangezicht ter aarde.+