14Dit nu hebben de zonen van I̱sraël in het land Ka̱naän als erfelijk bezit genomen,+ hetwelk de priester Elea̱zar en Jo̱zua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen van de stammen der zonen van I̱sraël hun hebben doen erven.+
7 ’En die natie welke zij als slaven zullen dienen, zal ik oordelen,’+ zei God, ’en na deze dingen zullen zij uittrekken en op deze plaats heilige dienst voor mij verrichten.’*+