26 Verder zei God:* „Laten wij+ de mens* maken* naar ons beeld,*+ overeenkomstig onze gelijkenis,+ en laten zij de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en de huisdieren en de gehele aarde en al het zich bewegende gedierte dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid hebben.”+
20 O mens,+ wie zijt gij dan toch, dat gij God wilt tegenspreken?+ Zal het geboetseerde soms tot zijn boetseerder zeggen: „Waarom hebt gij mij zo gemaakt?”+