22 Toen vielen zij op hun aangezicht en zeiden: „O God,* gij God* van de geesten van elke soort van vlees,+ zult gij als slechts één man zondigt, op de gehele vergadering verontwaardigd worden?”+
15Toen zei Jehovah tot mij: „Al stonden Mo̱zes+ en Sa̱muël+ voor mij, mijn ziel zou zich niet tot dit volk neigen.+ Zij zouden van voor mijn aangezicht worden weggezonden, opdat zij zouden heengaan.+
49 Zo zal het gaan in het besluit van het samenstel van dingen:* de engelen zullen uitgaan en de goddelozen+ uit het midden der rechtvaardigen afscheiden+
5 Indien echter onze onrechtvaardigheid Gods rechtvaardigheid+ op de voorgrond doet treden, wat zullen wij dan zeggen? Is God soms onrechtvaardig+ wanneer hij zijn gramschap tot uitdrukking brengt? (Ik spreek nu als een mens.+)