21 Toen bracht hij de Ark in de tabernakel en bracht het afschermingsgordijn+ op zijn plaats aan en sloot de toegang tot de ark der getuigenis af,+ juist zoals Jehovah Mo̱zes geboden had.
2 En Jehovah zei nu tot Mo̱zes: „Spreek tot uw broer Aä̱ron dat hij niet te allen tijde in de heilige plaats* mag komen+ binnen het gordijn,+ vóór het deksel* dat op de Ark ligt, opdat hij niet sterft;+ want in een wolk+ zal ik boven het deksel verschijnen.+
6 Toen brachten de priesters de ark+ van het verbond van Jehovah op haar plaats,+ in het binnenste vertrek van het huis, het Allerheiligste, onder de vleugels van de cherubs.+
12 is hij, neen, niet met* het bloed+ van bokken en van jonge stieren, maar met zijn eigen bloed,+ eens voor altijd de heilige plaats binnengegaan en heeft een eeuwige bevrijding* [voor ons] verworven.*+
24 Want Christus is niet binnengegaan in een met handen gemaakte heilige plaats,+ een kopie van de werkelijkheid,*+ maar in de hemel zelf,+ om nu ten behoeve van ons voor de persoon van God te verschijnen.+