9 Ik zal geen uiting geven aan mijn brandende toorn.+ Ik zal E̱fraïm niet weer verderven,+ want ik ben God*+ en geen mens,* de Heilige in uw midden;+ en ik zal niet in opwinding geraken.
13 En scheurt UW hart+ en niet UW kleren;+ en keert terug tot Jehovah, UW God, want hij is goedgunstig en barmhartig,+ langzaam tot toorn+ en overvloedig in liefderijke goedheid,*+ en hij zal stellig spijt gevoelen wegens de rampspoed.+