17 En de zonde van de bedienden* werd zeer groot voor het aangezicht van Jehovah;+ want de mannen behandelden de offergave van Jehovah met minachting.+
20 Sa̱muël dan zei tot het volk: „Weest niet bevreesd.+ GIJ — GIJ hebt al dit kwaad bedreven. Wijkt er alleen niet van af Jehovah te volgen,+ en GIJ moet Jehovah dienen met geheel UW hart.+