45 Want ik ben Jehovah, die U doe optrekken uit het land Egy̱pte om mij aan U als God te doen kennen;+ en GIJ moet U heilig betonen,+ want ik ben heilig.+
27 Want Jehovah der legerscharen zelf heeft [het] beraadslaagd,+ en wie kan [het] verbreken?+ En het is zijn hand die is uitgestrekt, en wie kan ze afwenden?+
35 En alle bewoners der aarde worden als louter niets geacht,+ en hij doet naar zijn eigen wil* onder het heerleger van de hemel en de bewoners der aarde.+ En er bestaat niemand die zijn hand kan tegenhouden+ of die tot hem kan zeggen: ’Wat hebt gij gedaan?’+