36 En dagelijks zult gij de stier van het zondeoffer ter verzoening offeren,+ en gij moet het altaar ontzondigen doordat gij er verzoening over doet, en gij moet het zalven+ om het te heiligen.
11 Want de ziel van het vlees is in het bloed,+ en ikzelf heb het ten behoeve van U op het altaar gegeven, om verzoening te doen+ voor UW ziel, want het is het bloed+ dat verzoening doet+ door de ziel [die erin is*].
17 Vandaar dat hij in alle opzichten aan zijn „broeders” gelijk moest worden,+ opdat hij een barmhartig en getrouw hogepriester* zou worden in de dingen die God betreffen,+ om een zoenoffer+ te brengen* voor de zonden van het volk.+