42 En uit hen waren er enkelen van de zonen van Si̱meon die naar het gebergte Se̱ïr+ gingen, vijfhonderd man, met Pela̱tja en Nea̱rja en Refa̱ja en U̱zziël, de zonen van Ji̱seï, aan het hoofd.
14 ’En ik wil mijn wraak over E̱dom brengen door de hand van mijn volk I̱sraël;+ en zij moeten in E̱dom handelen overeenkomstig mijn toorn en overeenkomstig mijn woede; en zij zullen moeten weten wat mijn wraak is’,+ is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah.”’