4 Daarom zei Jehovah tot Mo̱zes: „Neem alle hoofden van het volk en stel hen voor Jehovah tentoon*+ in de richting van de zon, opdat de brandende toorn van Jehovah zich van I̱sraël moge afwenden.”
3 Met eigen ogen hebt GIJ gezien wat Jehovah gedaan heeft in het geval van de Ba̱äl van Pe̱or,*+ dat iedere man die de Ba̱äl van Pe̱or achternaliep, door Jehovah, uw God, uit uw midden werd verdelgd.+
8 Laten wij ook geen hoererij beoefenen, zoals sommigen van hen hoererij hebben bedreven,+ met als enig resultaat dat zij vielen, drieëntwintigduizend [van hen] op één dag.+