35 Nu geschiedde het dat zodra hij haar in het oog kreeg, hij voorts zijn kleren scheurde+ en zei: „Ach, mijn dochter! Gij hebt mij werkelijk nedergebogen, en gíȷ́ zijt degene geworden over wie ik de banvloek bracht. En ik — ik heb mijn mond tegenover Jehovah geopend, en ik kan niet meer terug.”+