9 Toen zei Jehovah tot mij: ’Val Mo̱ab niet lastig en begin geen oorlog met hen, want ik zal u niets van zijn land tot een bezitting geven, daar ik Ar+ aan de zonen van Lot+ tot een bezitting heb gegeven.
10 En nu, zie, de zonen van A̱mmon,+ en Mo̱ab+ en het bergland Se̱ïr,+ wier [land] I̱sraël van u niet mocht binnenvallen toen zij uit het land Egy̱pte kwamen, maar zij weken van hen en verdelgden hen niet,+
26 En hij heeft uit één [mens]+ elke natie+ van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen,+ en hij heeft de bestemde tijden+ en de vastgestelde grenzen van de woonplaats der [mensen] verordend,+