5 Zo zond I̱saäk Ja̱kob heen, en hij ging op weg naar Pa̱ddan-A̱ram, naar La̱ban, de zoon van Bethu̱ël, de Syriër,*+ de broer van Rebe̱kka,+ de moeder van Ja̱kob en E̱sau.*+
41 Ik ben nu twintig jaar in uw huis geweest.* Veertien jaar heb ik u gediend om uw twee dochters en zes jaar om uw kleinvee, en gij hebt mijn loon wel tienmaal veranderd.+
42 Indien de God van mijn vader,+ de God van A̱braham en de Geduchte van I̱saäk,+ niet werkelijk aan mijn zijde was geweest, zoudt gij mij nu met lege handen hebben weggezonden. Mijn ellende en de moeizame arbeid van mijn handen heeft God gezien, en daarom heeft hij u vannacht terechtgewezen.”*+