3 de Kanaänieten+ in het oosten en het westen, en de Amorieten+ en de Hethieten+ en de Ferezieten+ en de Jebusieten+ in het bergland en de Hevieten+ aan de voet van de He̱rmon+ in het land Mi̱zpa.+
8 Dat gij met mij van de Li̱banon, o bruid,+ dat gij met mij van de Li̱banon+ moogt komen. Dat gij moogt afdalen van de top van de A̱nti Li̱banon,* van de top van de Se̱nir,+ ja, de He̱rmon,+ van de holen der leeuwen, van de bergen der luipaarden.