26 En daarna ging Jo̱zua ertoe over hen neer te slaan en hen ter dood te brengen en hen aan vijf palen* op te hangen, en zij bleven tot de avond aan de palen hangen.+
33 Sa̱muël zei echter: „Net zoals uw zwaard+ vrouwen van kinderen beroofd heeft, zo zal onder de vrouwen uw moeder+ het meest van kinderen beroofd zijn.”+ Toen hakte Sa̱muël A̱gag in stukken voor het aangezicht van Jehovah te Gi̱lgal.+