30 Aldus dient gij met uw stier en uw schaap te doen:+ Zeven dagen zal het [jong] bij zijn moeder blijven.+ Op de achtste dag dient gij het mij te geven.
6 En daar moet GIJ UW brandoffers+ en UW slachtoffers en UW tienden+ en de bijdrage van UW hand+ en UW gelofteoffers+ en UW vrijwillige gaven+ en de eerstgeborenen van UW rundvee en van UW kleinvee brengen.+