17 En Sa̱muël zelf zag Saul, en Jehovah, van zijn kant, antwoordde hem: „Daar is de man van wie ik tot u gezegd heb: ’Deze is het die mijn volk in toom zal houden.’”+
24 Nu zei Sa̱muël tot heel het volk: „Hebt GIJ degene gezien die door Jehovah gekozen is,+ dat er niemand is als hij onder heel het volk?” Toen juichte heel het volk en zei: „Leve de koning!”+
12 Bijgevolg zond hij [om hem] en liet hem komen. Hij nu was rossig,+ een jonge man met* mooie ogen en knap van uiterlijk. Toen zei Jehovah: „Sta op, zalf hem, want hij is het!”+