16 Jo̱zua dan veroverde heel dit land, het bergland en heel de Ne̱geb+ en het hele land Go̱sen+ en de Sjefe̱la+ en de Ara̱ba+ en het bergland van I̱sraël met zijn Sjefe̱la,+ 

44 Bovendien gaf Jehovah hun rust+ rondom, overeenkomstig alles wat hij hun voorvaders gezworen had,+ en niet één van al hun vijanden kon voor hen standhouden.+ Al hun vijanden gaf Jehovah in hun hand.+ 

24 Hun zonen+ kwamen er dus binnen en namen het land in bezit,+ en gij hebt vervolgens de bewoners van het land, de Kanaänieten,+ voor hun aangezicht onderworpen+ en hen in hun hand gegeven, ja, hun koningen+ en de volken van het land,+ om met hen te doen naar hun welgevallen.+ 

45 En onze voorvaders, die ze hebben overgenomen, hebben ze ook met Jo̱zua*+ in het land gebracht dat in bezit was van de natiën,+ die God van voor het aangezicht van onze voorvaders heeft uitgedreven.+ Hier is ze gebleven tot de dagen van Da̱vid. 

19 Na zeven natiën in het land Ka̱naän te hebben vernietigd, heeft hij het land onder hen verdeeld door het lot;+ 

30 Door geloof stortten de muren van Je̱richo in nadat men er zeven dagen lang omheen getrokken was.*+