9 En de grens werd getrokken van de top van de berg naar de bron van de wateren van Nefto̱ah+ en ging vandaar naar de steden van de berg E̱fron; en de grens werd getrokken naar Ba̱äla,+ dat wil zeggen Ki̱rjath-Jea̱rim.+
2 Toen stonden Da̱vid en al het volk dat bij hem was op en gingen naar Ba̱äle-Ju̱da+ om vandaar de ark van de [ware] God op te voeren,+ waar een naam wordt aangeroepen, de naam+ van Jehovah der legerscharen,+ die op de cherubs zit.+
6 Toen gingen Da̱vid en heel I̱sraël op naar Ba̱äla,+ naar Ki̱rjath-Jea̱rim, dat tot Ju̱da behoort, om de ark van de [ware] God, Jehovah, die op de cherubs zit,+ waar [zijn] naam wordt aangeroepen, vandaar op te voeren.