13 Nu geschiedde het toen Jo̱zua zich op een gegeven moment bij Je̱richo bevond, dat hij voorts zijn ogen opsloeg en keek, en zie, daar stond een man+ voor hem met zijn getrokken zwaard in de hand.+ Jo̱zua dan ging naar hem toe en zei tot hem: „Zijt gij voor ons of voor onze tegenstanders?”